Vraag 38: Wat is het bewijs van de vermeerdering en de vermindering van al-Iemaan?

200 vragen over geloofsleer, Tawhied, Wetenschap | 0 comments

Vraag 38: Wat is het bewijs van de vermeerdering en de vermindering van al-Iemaan?

Categorie: 200 vragen over geloofsleer

Antwoord: Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:

﴿لِيَزْدَادُوا إِيمَاناً مَعَ إِيمَانِهِمْ﴾ (الفتح: من الآية4)

“Opdat zij Geloof zouden toevoegen aan hun Geloof (dat al in hen was).” (Aayah: 48/ 4).

En de uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa:

﴿وَزِدْنَاهُمْ هُدىً﴾ (الكهف: من الآية13)

“En Wij vermeerderden voor hen de leiding.” (Aayah: 18/13).

En de uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa:

﴿وَيَزِيدُ اللَّهُ الَّذِينَ اهْتَدَوْا هُدىً﴾ (مريم: من الآية76)

“En Allaah zal voor degenen die leiding volgen de leiding vermeerderen.” (Aayah: 19/76).

En de uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa:

﴿وَيَزْدَادَ الَّذِينَ آمَنُوا إِيمَاناً﴾ (المدثر: من الآية31)

“En opdat degenen die geloven zullen toenemen in Geloof.” (Aayah: 74/31).

En de uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa:

﴿فَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا فَزَادَتْهُمْ إِيمَاناً﴾ (التوبة: من الآية124)

“Wat degenen die geloven dan betreft: hun Geloof is toegenomen.” (Aayah: 9/124).

En de uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa:

﴿فَزَادَهُمْ إِيمَاناً﴾ (آل عمران: من الآية173)

“Hun Geloof werd erdoor versterkt.” (Aayah: 3/173).

En de uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa:

﴿وَمَا زَادَهُمْ إِلَّا إِيمَاناً وَتَسْلِيماً﴾ (الأحزاب: من الآية22)

“En het doet hen slechts toenemen in Geloof en onderwerping.” (Aayah: 33/22).

En nog vele andere verzen. Ook heeft de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd: «“Als jullie in elke situatie zouden zijn zoals jullie situatie is wanneer jullie bij mij zijn, voorwaar, de engelen zouden dan handen met jullie schudden.”» Of zoals hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei.

Uitleg: Wanneer we hebben kunnen vernemen dat al-Iemaan de uitspraak van het hart, de uitspraak van de tong, de handeling van het hart, de handeling van de tong en de handeling van de ledematen is, moeten we ook beseffen dat al-Iemaan door middel van gehoorzaamheid en aanbidding vermeerderd wordt, totdat het vervolmaakt is, en door middel van ongehoorzaamheid en het begaan van zonden verminderd wordt, totdat het vergaat.

Overigens zijn de dwalende groeperingen, waarvan de uitspraken bij vraag 36 weerlegd zijn, het hier niet mee eens, zoals we reeds vernomen hebben. Die groeperingen zijn er tezamen over eens dat al-Iemaan slechts één niveau heeft. Zo beweren al-Khawaaridj en al-Mu3tazilah dat wanneer de moslim zich aan de regels van de Islaam houdt, hij de volmaakte Iemaan behaald heeft, maar wanneer hij één grote zonde begaat, zijn Iemaan volledig nietig wordt verklaard. Al-Murdji’ah en al-Karraamiyyah zeggen daarentegen dat wanneer iemand slechts hetgeen gelooft wat Allaah geopenbaard heeft, hij de volmaakte Iemaan bereikt heeft, en deze behoudt al zou hij een grote zonde begaan.

Bij vraag 37 hebben we kunnen zien dat de daden van de ledematen niet tot de voorwaarde van de basis van al-Iemaan behoren, maar tot de voorwaarde van de verplichte volmaaktheid van al-Iemaan. Daaruit kunnen we afleiden dat hoe meer de moslim goede daden verricht, des te hoger het niveau van zijn Geloof is, en hoe meer hij ongehoorzaam is en zonden begaat, des te meer zijn Geloof verzwakt. Het bewijs en de bevestiging van deze uitspraak zijn uit de bronnen der kennis te halen, te weten: de Qur’aan, de Sunnah van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam en de Sunnah van de metgezellen radiya-llaahu 3anhum.

Het bewijs uit de Qur’aan:

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt in de edele Qur’aan:

﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا آمِنُوا﴾ (النساء:136)
“O jullie die geloven, gelooft…” (Aayah: 4/136).

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa beveelt in dit vers degenen die geloven, in de gehele Iemaan binnen te treden, met al Zijn wetgevingen en vertakkingen. Dit duidt op het feit dat zij bevolen worden hun Iemaan, waarvan ze de basis al bezitten, te vermeerderen door middel van het geloven in al hetgeen Allaah bericht en voorschrijft, en daarmee hun Iemaan vervolmaken. Hij subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿وَمَا جَعَلْنَا أَصْحَابَ النَّارِ إِلَّا مَلائِكَةً وَمَا جَعَلْنَا عِدَّتَهُمْ إِلَّا فِتْنَةً لِلَّذِينَ كَفَرُوا لِيَسْتَيْقِنَ الَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ وَيَزْدَادَ الَّذِينَ آمَنُوا إِيمَاناً﴾ (المدثر: من الآية31)

“En Wij hebben geen anderen dan de engelen aangesteld als wachters van het hellevuur. En Wij hebben hun aantal slechts vastgesteld als een beproeving voor degenen die niet geloven en opdat degenen aan wie de Schrift gegeven is overtuigd zullen zijn. En opdat degenen die geloven zullen toenemen in Geloof.” (Aayah: 74/31).

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa vertelt in dit vers dat Hij als wachters van het hellevuur slechts negentien geweldige engelen heeft aangesteld, en dat Hij hun aantal genoemd heeft, zodat de Lieden van de Schrift overtuigd zullen raken dat Muhammed salla-llaahu 3alayhi wa-sallam daadwerkelijk een boodschapper van Allaah is -omdat hetgeen waarmee hij gekomen is overeenkomt met hetgeen dat in hun boeken staat-, en zodat de zekerheid en het Geloof van degenen die al geloven toenemen, wegens deze kennis die ze van hun Heer krijgen. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿إِنَمَا الْمُؤْمِنُونَ الَّذِينَ إِذَا ذُكِرَ اللهُ وَجِلَتْ قُلُوبُهُمْ وَإِذَا تُلِيَتْ عَلَيْهِمْ ءَايَتُهُ زَادَتْهُمْ إِيمَانًا وَعَلَى رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ﴾ (الأنفال:2)

“Voorwaar, de gelovigen zijn slechts degenen wiens harten sidderen wanneer Allaah genoemd wordt en wanneer Zijn verzen aan hen worden voorgedragen; hun geloof neemt toe, en op hun Heer hebben zijn hun vertrouwen gesteld.” (Aayah: 8/2).

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿وَزِدْنَاهُمْ هُدىً﴾ (الكهف: من الآية13)

“En Wij vermeerderden voor hen de leiding.” (Aayah: 18/13).

Hij subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿وَيَزِيدُ اللَّهُ الَّذِينَ اهْتَدَوْا هُدىً﴾ (مريم: من الآية76)

“En Allaah zal voor degenen die leiding volgen de leiding vermeerderen.” (Aayah: 19/76).

Al deze verzen bewijzen dat Allaah de gelovigen hun Iemaan doet toenemen, wanneer zij Zijn leiding volgen, Hem aanbidden, meer kennis vergaren en gehoorzaam zijn.

Maar zoals de gelovige in Iemaan kan toenemen, zo kan hij ook in Iemaan afnemen door middel van het begaan van zonden. Tevens zijn de ongelovigen niet gelijkwaardig in niveau. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:

﴿وَإِذَا مَآ أُنزِلَتْ سُورَةٌ فَمِنْهُم مَّن يَقُولُ أَيُّكُمْ زَادَتْهُ هَذِهِ إيماَنًا فَأَمَّا الَّذِينَ ءَامَنُوا فَزَادَتْهُمْ إِيمَانًا وَهُمْ يًسْتَبْشِرُونَ (124) وَأَمَّا الَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ فَزَادَتْهُمْ رِجْسًا إِلَى رِجْسِهِمْ وَمَاتُوا وَهُمْ كَافِرُونَ﴾ (التوبة: 124+125)

-124- En wanneer er een Soerah is neergezonden dan zijn er onder hen (de huichelaars) die zeggen: “Bij wie van jullie is door deze (Soerah) het geloof toegenomen?” Wat degenen die geloven betreft: hun geloof is toegenomen en zij verheugen zich -125- En wat degenen in wiens harten een ziekte is betreft: bij hen stapelt dit (nieuwe) ongeloof op hun ongeloof en zij sterven terwijl zij ongelovigen zijn.” (Aayah: 9/124-125).

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa vertelt in dit vers dat wanneer er een Soerah van de Qur’aan geopenbaard wordt, de gelovigen in Geloof toenemen, en de ongelovige huichelaars in ongeloof toenemen, wegens de twijfeling van hun harten. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا بَعْدَ إِيمَانِهِمْ ثًمَّ ازْدَادُوا كُفْرًا لَّن تُقْبَلَ تَوْبَتُهُمْ وَأُولَئِكَ هُمُ الضَّآلُّونَ﴾ (آل عمران 90)

“Voorwaar, degenen die ongelovig zijn geworden na te hebben geloofd en dan hun ongeloof laten toenemen: hun berouw zal nooit aanvaard worden. En zij zijn degenen die dwalend zijn.” (Aayah: 3/90).

Al deze verzen zijn een duidelijk bewijs dat de Iemaan vermeerdert en vermindert, en dat zelfs de Kufr (ongeloof) vermeerdert en vermindert.

Het bewijs uit de Sunnah van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam:

Zoals we in de bewijzen uit de Qur’aan hebben vernomen dat al-Iemaan vermeerdert en vermindert, zo heeft ook de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam deze zaak in zijn uitspraken verduidelijkt.

عن أبي هريرة قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم »الإيمان بضع وسبعون شعبة فأفضلها قول لا إله إلا الله وأدناها إماطة الأذى عن الطريق والحياء شعبة من الإيمان «متفق عليه.

Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: «“Al-Iemaan heeft meer dan tweeënzeventig vertakkingen. De meest hoge daarvan is de uitspraak ‘laa ilaaha illa-llaah’ en de meest lage daarvan is het oprapen van het kwaad van de weg. En schaamte is één van de vertakkingen van al-Iemaan.”»[1]

In deze hadieth vertelt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam dat al-Iemaan niet slechts één niveau heeft, maar meer dan tweeënzeventig niveaus heeft. Zodoende zijn niet alle handelingen die onder al-Iemaan vallen gelijkwaardig in niveau. Het uitspreken van het woord van a-Ttawhied met oprechtheid is namelijk de meest verheven handeling binnen de Islaam. Ook vertelt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam in deze hadieth dat de uitspraak middels de tong (de uitspraak van ‘laa ilaaha illa-llaah’), handeling middels de ledematen (het oprapen van het kwaad van de weg) en de daad van het hart (schaamte), onder al-Iemaan vallen. Tevens behoeft geen toelichting, dat de moslim die meerdere goede zaken verricht, meer Iemaan bezit dan degene die slechts één goede daad verricht.

عن أبي سعيد الخدري قال : سمعت رسول الله r يقول» :من رأى منكم منكرا فليغيره بيده فإن لم يستطع فبلسانه فإن لم يستطع فبقلبه وذلك أضعف الإيمان» صحيح أخرجه مسلم وأبو داود والنسائي والترمذي وابن ماجة وأحمد

Aboe Sa3ied radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Al wie onder jullie een verwerpelijke (zaak) ziet, laat hem het middels zijn hand veranderen. Voorwaar, als hij daartoe niet in staat is, laat hem het dan middels zijn tong veranderen. Als hij daartoe niet in staat is, laat hem het dan middels zijn hart doen, en dat is het zwakste niveau van het Geloof.”»[2]

Deze hadieth is ook een duidelijk bewijs dat al-Iemaan verschillende niveaus heeft, en dat het vermeerdert en of vermindert naargelang de daad die verricht wordt.

De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam maakt in de volgende hadieth zelfs duidelijk dat al-Iemaan van de gelovige stijgt en of daalt naargelang zijn hart een ‘fitnah’ (verleiding) trotseert en of ervoor bezwijkt.

وعن حذيفة بن اليمان قال: سمعت رسول الله صلى الله عليه وسلم يقول: »تعرض الفتن على القلوب كالحصير عودا عودا فأي قلب أشربها نكتت فيه نكتة سوداء وأي قلب أنكرها نكتت فيه نكتة بيضاء حتى يصير على قلبين أبيض بمثل الصفا فلا تضره فتنة ما دامت السماوات والأرض والآخر أسود مربادا كالكوز مجخيا لا يعرف معروفا ولا ينكر منكرا إلا ما أشرب من هواه«. رواه مسلم وأحمد.

Hudhayfah ibn al-Yamaan radiya-llaahu 3anhu heeft gezegd: “Ik heb de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam horen zeggen: «De verleidingen worden aan de harten, zoals bij een rieten tapijt, riet voor riet voorgelegd. Voorwaar, elk hart dat het (de verleiding) doordrenkt, wordt met een zwarte stip gestippeld, en elk hart dat het verwerpt, wordt met een witte stip gestippeld, totdat het één van de twee harten wordt, (namelijk): een wit (hart), net zoals witte marmer. Hem zal een verleiding niet schaden, zolang de hemelen en de aarde (bestaan). En het andere is een lichtzwart (hart), net als een omgekiepte beker. Hij kent geen goedheid en verwerpt geen slechtheid, behalve wat door zijn begeerte doordrenkt is.”»[3]

Zodoende zal het Geloof vermeerderd worden wanneer het hart van de moslim een verleiding trotseert, totdat het hart wit, zuiver en sterk wordt, en elke verleiding kan weerstaan, en daarmee de volmaakte Iemaan behaalt, net zoals witte marmer dat niet te breken is. Tevens wordt het Geloof vermindert wanneer het hart voor een verleiding bezwijkt, totdat het hart zwart als een omgekiepte beker wordt, dat geen goedheid meer accepteert, behalve hetgeen waar zijn begeerte en lust naar uit gaan. Moge Allaah ons hiervoor behoeden.

Ook zegt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam dat wanneer de moslim een zonde begaat, zijn Iemaan op dat moment vermindert naargelang de grootte van de zonde. Overigens behoudt hij wel de basis van al-Iemaan.

عن أبي هريرة رضي الله عنه قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم : « إذا زنى الزاني خرج منه الإيمان ، فكان كالظلة ، فإذا انقطع رجع إليه الإيمان » رواه ابن بطة وصححه ابن تيمية

Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «Wanneer de ontuchtpleger ontucht pleegt, treedt al-Iemaan uit hem en wordt het als een beschaduwende wolk. En wanneer hij (ermee) stopt, keert al-Iemaan zich in hem terug.”»[4]

عن أبي هريرة رضي الله عنه قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: » لا يزني الزاني حين يزني وهو مؤمن ولا يسرق السارق حين يسرق وهو مؤمن ولا يشرب الخمر حين يشربها وهو مؤمن والتوبة معروضة بعد « رواه مسلم

Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «De ontuchtpleger pleegt geen ontucht terwijl hij mu’min (een gelovige) is, en de dief pleegt geen diefstal terwijl hij mu’min is, en de bierdrinker drinkt het niet terwijl hij mu’min is. En voorwaar, berouw wordt hem daarna aangeboden.”»[5]

De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam maakt in de vorige ahaadieth duidelijk dat de moslim in verschillende niveaus van Iemaan kan verkeren, naargelang zijn daden die hij verricht. Zo treedt de volmaakte Iemaan uit het hart van de moslim terwijl hij een zonde pleegt, zoals ontucht, diefstal en het drinken van bier.

Zodoende heeft de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam de ontuchtpleger en de bierdrinker in de twee vorige ahaadieth niet als ongelovigen verklaard, wegens hun behoud van de basis van al-Iemaan.

عن عمر بن الخطاب رضي الله عنه: »أن رجلا اسمه عبد الله يلقب حمارا كان يضحك النبي صلى الله عليه وسلم وكان النبي صلى الله عليه وسلم قد جلده في الشراب فأتي به يوما فأمر به فجلد فقال رجل من القوم اللهم العنه ما أكثر ما يؤتى به فقال النبي صلى الله عليه وسلم (لا تلعنوه فو الله ما علمت أنه يحب الله ورسوله)«. رواه البخاري

3umar ibn al-Khattaab radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: «Dat een man die 3abdu-llaah heette en als bijnaam Ezel had, de Profeet Allaah’s gebeden en vrede zij met hem (veel) liet lachen. De Profeet Allaah’s gebeden en vrede zij met hem geselde[6] hem wegens de drank. En op een dag werd hij (naar hem) gebracht. Hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem gaf het bevel (voor geseling), en hij werd gegeseld. Vervolgens zei iemand onder de mensen: “O Allaah, vervloek hem! Hij wordt (hier) vaak gebracht.” Vervolgens zij de Profeet Allaah’s gebeden en vrede zij met hem: “Vervloekt hem niet. Voorwaar, bij Allaah, ik weet dat hij van Allaah en Zijn Boodschapper houdt.”»[7]

De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam maakt in deze hadieth duidelijk dat wanneer de moslim een grote zonde begaat, zijn Iemaan vermindert, en niet in zijn geheel vergaat. Dit onderwerp zal in-shaa’-Allaah later in het boek nader uitgelegd worden.

Het bewijs uit de Sunnah van de metgezellen radiya-llaahu 3anhum.

Alle grote geleerden van ahlu-ssunnah overleveren dat alle metgezellen van de Profeet radiya-llaahu 3anhum zeggen dat al-Iemaan vermeerdert en vermindert, naargelang de daden die verricht worden.

De vermeerdering van al-Iemaan bevindt zich ook in de basis ervan (het hart).

Het spreekt voor zich dat wanneer men over een gebeurtenis bericht wordt, hij minder beïnvloed wordt dan wanneer hij het met zijn eigen ogen ziet. Dit betekent dat hoe meer men kennis over de Islaam heeft, des te meer de zekerheid en het Geloof in het hart vermeerderd wordt.

De basis van het Geloof bevindt zich, zoals we eerder hebben vernomen, in het hart. De basis van het Geloof vermindert en vermeerdert ook, zoals de volmaking van het Geloof. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt over Ibraahiem 3alayhi-ssalaam:

﴿وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّ أَرِنِي كَيْفَ تُحْيِي الْمَوْتَى قَالَ أَوَلَمْ تُؤْمِنْ قَالَ بَلَى وَلَكِنْ لِيَطْمَئِنَّ قَلْبِي﴾ (البقرة: من الآية260)

“En toen Ibraahiem zei: “Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven.” Hij (Allaah) zei: “Geloof jij dan niet?” Hij zei: “Jawel, maar opdat mijn hart tot rust komt.” (Aayah: 2/260).

In dit vers bericht Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa ons over Ibraahiem vrede zij met hem toen hij Allaah vroeg om hem te laten zien hoe Hij de doden doet herleven. Dit was niet omdat Ibraahiem vrede zij met hem geen Geloof in zijn hart had, maar omdat hij zijn Geloof wilde vermeerderen om van het niveau van kennis van de zekerheid tot het niveau van de ware zekerheid te gaan.

De niveaus van zekerheid

Zekerheid in het hart kent drie niveaus, te weten:

– De zekere kennis (3ilmu-l-yaqien);

In deze situatie verkeert het hart wanneer de eigenaar ervan een bericht hoort, en vervolgens dit bericht gelooft, omdat hij de berichtgever vertrouwt, of omdat hij aanwijzingen en of bewijzen waarneemt die het bericht bevestigen.

– De zekere waarneming (3aynu-l-yaqien);

In deze situatie verkeert het hart wanneer de eigenaar ervan het bericht wat hij eerder gehoord en geloofd heeft, met zijn eigen ogen waarneemt. De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam maakt dat in de volgende hadieth duidelijk.

عن عبد الله بن عباس رضي الله عنهما أن النبي صلى الله عليه وسلم قال: » ليس المخبَر كالمعايِن« . رواه ابن أبي حاتم وصححه ابن تيمية والألباني.

3abdu-llaah ibn 3abbaas radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Degene die bericht wordt is niet net als degene die waarneemt.”»[8]

– De ware zekerheid (haqqu-l-yaqien).

In deze situatie verkeert het hart wanneer de eigenaar ervan hetgeen wat hij met zijn ogen waargenomen heeft, ook proeft, ruikt en of aanraakt. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa geeft hiervoor een voorbeeld:

﴿كَلَّا سَوْفَ تَعْلَمُونَ (3)ثُمَّ كَلَّا سَوْفَ تَعْلَمُونَ (4) كَلَّا لَوْ تَعْلَمُونَ عِلْمَ الْيَقِينِ (5)لَتَرَوُنَّ الْجَحِيمَ (6)ثُمَّ لَتَرَوُنَّهَا عَيْنَ الْيَقِينِ ﴾(التكاثر:3-7)

-3- Nee, jullie zullen het weten. -4- Nogmaals, nee! Jullie zullen het weten. -5- Nee! Als jullie het maar met zekere kennis zouden weten! -6- Jullie zullen zeker al-Djahiem (het hellevuur) zien. -7- Nogmaals, jullie zullen haar met een zeker oog zien.” (Aayah: 102/3-7).

De zaken die al-Iemaan doen vermeerderen

– Kennis

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:

﴿َرْفَعِ اللَّهُ الَّذِينَ آمَنُوا مِنْكُمْ وَالَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ دَرَجَاتٍ﴾ (المجادلة: من الآية11)

“Allaah zal degenen onder jullie die geloven en degenen aan wie kennis is gegeven in rang verheffen” (Aayah: 58/ 11).

Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿هَلْ يَسْتَوِي الَّذِينَ يَعْلَمُونَ وَالَّذِينَ لا يَعْلَمُونَ﴾ (الزمر: من الآية9)

“Zeg: “Zijn degenen die kennis hebben gelijk aan degenen die geen kennis hebben?” (Aayah: 39/ 9).

Hij subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:

﴿إِنَّمَا يَخْشَى اللَّهَ مِنْ عِبَادِهِ الْعُلَمَاء﴾ (فاطر: من الآية28)

“Voorwaar, het zijn slechts de bezitters van kennis onder Zijn dienaren die Allaah vrezen.” (Aayah: 35/ 28).

– de aanbidding van het hart;

– de aanbidding van de ledematen;

– verre blijven van verboden zaken;

– de gehoorzaming aan Allaah en Zijn Boodschapper;

– Het behoud van de link tussen de dienaar en Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa d.m.v. de gedenking, smeekbedes en het tonen van berouw.


[1] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.

[2] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Muslim, imaam aboe Daawoed, imaam a-Ttirmidhie, imaam ibn Maadjah en imaam Ahmad, en is sahieh verklaard door imaam Muslim en imaam al-Albaanie.

[3] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Muslim en imaam Ahmad, en is sahieh verklaard door imaam Muslim en imaam al-Albaanie.

[4] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam ibn Battah en sahieh verklaard door imaam ibn Taymiyyah en imaam al-Albaanie.

[5] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam Muslim.

[6] “Geselen” betekent: met zweepslagen straffen.

[7] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie.

[8] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam ibn abie Haatim en sahieh verklaard door imaam ibn Taymiyyah en imaam al-Albaanie.

Categorieën