Onwetendheid is een ziekte
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam is een geweldige leraar. Er heeft zich een gebeurtenis voorgedaan in zijn tijd, die in de boeken van de geleerden wordt behandeld, bij het onderwerp tayammum.
De gebeurtenis: een aantal metgezellen waren op reis. Op een gegeven moment moesten zij de wudoe’ voor de salaah verrichten, en één van hen had onderweg een zaadlozing gekregen. Hij had een grote hoofdwond opgelopen ten gevolge van een ongeluk, en hij vroeg zijn metgezellen of hij de ghusl moest verrichten, of tayammum kon verrichten. Zijn metgezellen zeiden tegen hem dat hij geen tayammum mocht verrichten omdat hij de ghusl kon verrichten. Vervolgens verrichtte hij de ghusl. Ten gevolge van de ghusl is hij gestorven, omdat hij water op de wond heeft laten komen.
Het was een eigenschap van de metgezellen om na een reis waarin zij iets tegen gekomen waren, bij terugkomst meteen naar de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam te gaan om hem over deze zaak te vragen, of zij al dan niet goed hadden gehandeld. Toen zij bij de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam kwamen, zei hij: “Zij hebben hem vermoord, moge Allaah hen bestrijden.” En dat is een zware zaak. Waarom hebben ze hem vermoord? De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei daarna: “Voorzeker, de genezing van de zieke is slechts het vragen.” Dat is waar ons onderwerp over gaat.
Waarom hebben zij hem vermoord? Omdat zij hebben gehandeld zonder kennis en zonder te vragen. En waarom noemt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam deze woorden hier? Zijn woorden zijn alomvattend in kennis en wetten. Waarom dient men te vragen? Omdat men onwetend is. Dus de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam beschrijft hier onwetendheid als een ziekte. En hij geeft hier het medicijn aan, en dat is het vragen. En de genezing bevindt zich in de praktisering van de kennis die je als antwoord hebt gekregen op jouw vraag. Dus hier is een ziekte, een medicijn en een genezing. Dit betekent dus dat onwetendheid een ziekte is. Waarom? Omdat het een persoon kan leiden tot vernietiging van zichzelf, maar ook van een ander. En wat is de genezing? Het vragen. En als je niet vraagt, dan ben je nog steeds ziek, oftewel onwetend.
Schaamte en hoogmoed
Daarom zegt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam dat twee eigenschappen als belemmering zijn voor het vergaren van kennis: schaamte en hoogmoed. Als men zich schaamt om een vraag te stellen, is men nog steeds ziek, en als men wegens hoogmoed geen vraag stelt, dan is men ook nog steeds ziek. Het niveau van ziekte van iemand die zich schaamt en iemand die hoogmoedig is, verschilt. Hiermee hebben we een basis gelegd, zodat een ieder weet waarom het noodzakelijk is om te vragen, en waarom men in de Islaam dient te vragen.
Het doel van het stellen van vragen
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt: “En vraagt degenen die de vermaning bezitten, wanneer jullie het niet weten.” Dat is een bevel. Dat betekent dat je een zaak niet mag verrichten of uitspreken binnen de Islaam, voordat je daar kennis van hebt. Indien je daar geen kennis over hebt, moet je daarover vragen. Echter heeft het vragen op zich een doel. Het doel van het vragen is de genezing, oftewel: het opheffen van onwetendheid. En dat is het enige doel. Indien men een ander doel heeft bij het stellen van vragen, dan heeft men een verkeerd doel, en stelt men de vraag op een onjuiste manier. Bijgevolg is het doel het opheffen van onwetendheid. Welke onwetendheid? Jouw eigen onwetendheid, en de onwetendheid van de omringenden, de zittenden. Het kan zijn dat iemand voor zichzelf vraagt, echter kan het ook zijn dat hij een vraag stelt terwijl hij daar al weet over heeft, echter wil hij de onwetenden ook onderrichten, en daarvoor stelt hij een vraag. Een voorbeeld hiervan is toen Djibriel 3alayhi-ssaalam in de gedaante van een man naar de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam, terwijl hij tussen zijn metgezellen zat. Djibriel 3alayhi-ssaalam ging tegenover de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zitten, knie tegen knie, en hij begon hem vragen te stellen over de Islaam: vertel mij over al-Islaam, al-Iemaan, al-Ihsaan, het Uur, de kenmerken van het Uur. Djibriel 3alayhi-ssaalam was wel wetend over deze zaken, echter wilde hij – middels een bevel van Allaah – de metgezellen van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam leren. Hij wilde hen ten eerste leren dat ze over de belangrijkste onderwerpen moeten vragen, en daarna over de minder belangrijke. En hij wilde hen de inhoud van de antwoorden op deze vragen ook onderrichten.
Het opheffen van onwetendheid dat doe je voor jezelf, maar ook voor de ander. Dus het kan zijn dat je zelf het antwoord op een vraag al weet, maar je stelt de vraag zodat anderen mee luisteren en hun onwetendheid opgeheven wordt. Onder het opheffen van onwetendheid bevindt zich bijvoorbeeld ook meer duidelijkheid. Dus je stelt een vraag om verduidelijking te krijgen over hetgeen wat je gehoord hebt, of je stelt een vraag om een zaak te vergewissen. Dat zijn allemaal subdoelen om een vraag te stellen. Wat is een zaak vergewissen? Dat is het weten of iets werkelijk gebeurd is of niet, of dat iets werkelijk gezegd is of niet.
Dus we hebben een doel: opheffen van onwetendheid, bij jezelf of een ander. Wat is opheffen? Dat kan verduidelijk zijn, vergewissing van een zaak, maar het kan ook vragen naar nieuwe informatie zijn. Waarom dient men zijn onwetendheid op te heffen en deze ziekte van zich te verwijderen? Om de tevredenheid van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa te behalen. Als je vraagt over aanbiddingen, dan weet je hoe je op de juiste manier Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa moet aanbidden, en of Allaah die aanbidding wel accepteert of niet. Als je vraagt over algemene daden, dan weet je of een bepaalde daad binnen de Islaam toegestaan is of niet; of dat je het beter kan verrichten of niet. Als je vraagt over een algemeen advies, dan is dat ook om te weten hoe je dichter bij Allaah komt, en als je vraagt over hoe je wordt verwijderd van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, dan is dat zodat je niet dat pad kiest waarbij je van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa wordt verwijderd.
Redenen voor het stellen van vragen
Vragen stellen kan over twee zaken. Vragen over het goede; hoe je dichter bij het goede kan komen. Maar ook vragen over het slechte. Hudhayfah ibn al-Yamaan radiya-llaahu 3anhu – een grote geleerde onder de metgezellen – heeft verhaald, hij zei: “Voorwaar, de mensen vroegen de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam over het goede. En ik vroeg hem over het slechte, uit angst dat ik erin val. Als je het slechte niet weet, loop je het risico in het slechte te vallen, zonder dat je het weet. En als je het goede niet weet, dan weet je niet hoe je dichter bij Allaah kan komen en hoe je gelukzaligheid in het wereldse en het hiernamaals kan behalen en vergaat aan jou vele goedheid, terwijl de tijd doorgaat. Het toppunt van het goede is tawhied: de eenheid van Allaah, dat is de basis van goedheid. Als je dat niet hebt, kun je moeilijk goedheid treffen. Wat is basis van slechtheid? Shirk, en dat is het tegenovergestelde van tawhied. En je dient binnen de Islaam te weten wat shirk inhoudt zodat je er niet in belandt. Veel mensen die graven of bepaalde personen aanbidden, of de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam aanbidden, of hem bepaalde goddelijke eigen toekennen, denken dat ze daarmee Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa tevreden stellen of op dat moment tawhied aan het verwezenlijken zijn. Waarom? Omdat ze geen weet hebben van shirk. En dat is het risico dat men kan lopen wanneer men geen kennis heeft over het slechte. Dus bij het stellen van vragen heb je ook ikhlaas nodig: zuivere intentie. Als we weten wat ikhlaas is: dat je daarmee alleen de tevredenheid van Allaah beoogt,en je weet wat het doel van het stellen van vragen is binnen de Islaam, en we laten dat met elkaar samensmelten, kom je tot de conclusie dat ikhlaas bij het vragen stellen slechts is om onwetendheid op te heffen. Wanneer je een ander doel hebt dan onwetendheid opheffen, heb je geen ikhlaas in het stellen van vragen. En dat heeft ook invloed op de manier waarop je vragen stelt. We hebben al gezegd: Allaah heeft ons op een doel gewezen binnen de Islaam, maar ook op manieren/ethieken waarmee wij dat doel kunnen bereiken.
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt in al-Qur’aan al-Kariem: “O jullie die geloven, vraagt niet over zaken dat wanneer deze zaken verhelderd worden, dat zij alleen maar slecht zijn voor jullie.”
Verkeerde vraagstellingen/intenties
In de tijd van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam vroegen de metgezellen vele zaken. Op een gegeven moment trad de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam woedend uit zijn huis, en ging op de minbar zitten, en zei tegen de mensen: “Vraag mij en ik zal al jullie vragen beantwoorden.” Toen vroeg iemand: “Wie is mijn vader? Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Hudhayfah.” Toen zei 3umar radiya-llaahu 3anhu: “Bij Allaah, wij zullen u nooit meer vragen.” Toen heeft iemand van de sahaabah de voeten van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gekust om zijn woede te bedaren. De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam ging naar buiten, omdat de mensen hem vele zaken vroegen die hen eigenlijk niet aangingen, en niet nodig noch belangrijk voor hen waren, en geen goedheid verschaffen voor hun wereldse en hiernamaals. Ze bleven maar vragen stellen, soms onbelangrijk, soms minder belangrijk, daarom heeft Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa ook Djibriel neergezonden om de mensen te leren juist over belangrijke zaken vragen te stellen. Na die gebeurtenis is er een tijdje geweest dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam geen enkele vraag werd gesteld.
De metgezel die de vraag stelde wie zijn vader is, dacht dat iemand anders zijn vader was, in al-djaahiliyyah werd namelijk veel zinaa gepleegd. De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam beantwoordde zijn vraag wie werkelijk zijn vader was, met de wahy van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa; dat heeft hem ook pijn gedaan. Nadat ze binnen de Islaam kwamen, hebben zij berouw getoond: met het binnentreden van de Islaam vergeeft Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa al het voorgaande.
Hiermee leren we dat onnodige en onnozele vragen, en vragen waarmee je niet dichter bij Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa komt, niet gesteld moeten worden en in sommige gevallen niet gesteld mogen worden. Waarom? Je vraagt om jouw doel te behalen. Welk doel? Om dichter bij Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa te komen. Om dat doel te behalen moet je jouw onwetendheid opheffen.
Een hele belangrijke zaak is dat je alleen vraagt naar hetgeen wat op dat moment nodig voor jou is. Een voorbeeld (dat veel wordt herhaald in deze tijd): iemand (die nog geen Arabisch kan lezen, en niet weet hoe op de wijze van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam te handelen op het toilet) komt naar me toe en dan vraagt hij: “Is deze geleerde werkelijk hoger in kennis dan deze?” Wat is dat voor een vraag? Wie heeft jou als rechter aangesteld, en wat geeft jou meer kennis als je weet dat deze geleerde meer kennis heeft; zul je bij Allaah in het hiernamaals worden gevraagd: “Welke geleerde had meer kennis, anders kom je in het hellevuur terecht”? Dat is een voorbeeld van een belachelijke vraag, en ook een belachelijke intentie, want zo een persoon die stelt zo een vraag alleen maar uit begeerte en lust, alleen om te vragen, uit nieuwsgierigheid. Maar zal deze vraag jou leiden tot het goede? Nee. Dus dan hoor je zo een vraag ook niet te stellen.
Een ander voorbeeld van een vraag, een manier van vragen die ook onnodig is, is vragen over zaken die nog niet gebeurd zijn, en die alleen maar in de fantasie van een persoon spelen. De metgezellen, en de geleerden, zoals de vier grote geleerden aboe Haniefah, Maalik, Ahmad en Shaafi3ie, en ook andere geleerden die in hun voetsporen zijn getreden, als hen een vraag werd gesteld, dan vroegen ze allereerst: is zo een gebeurtenis gebeurd, of niet? Als diegene antwoordde, “Nee, het is nog gebeurd”, zeiden ze tegen hem: “Vraag pas wanneer het gebeurd is.” Je kan niet over een zaak vragen en een geleerde belemmeren door hem achter een bepaalde zaak aan te laten gaan die niet gebeurd is en misschien zelfs nooit kan gebeuren. Dus vraag pas over een zaak, als die zaak gebeurd is. Dus niet dat je bijvoorbeeld in de les bent, en gaat fantaseren en ineens tot een fantasie komt: “O oké, dan ga ik daarover vragen.” Dan moet je eerst nadenken: mag ik zo een vraag stellen of niet. Als het niet gebeurd is, mag je het niet vragen. En dan mag je het ook niet in je hoofd halen om zo een onderwerp jou bezig te laten houden. Hou je alleen bezig met hetgeen jij nodig hebt, en hetgeen jou dichter bij Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa brengt, want zo een zaak verwijdert jou van jou werkelijke doel.
Nu volgt een extreem voorbeeld, echter verheldert het de boodschap. Een persoon zat in een zitting van kennis, waarin men het had over de wudoe’, en wanneer deze bedorven wordt, en wanneer deze opnieuw verricht moet worden, en vroeg de geleerde: “Stel je eens voor dat een persoon in een haan verandert nadat hij de wudoe heeft gedaan, en de haan weer in een persoon verandert: heeft hij dan nog wudoe of niet?” Zo een persoon is niet bezig met zijn werkelijke doel. Hij werd uit de zitting verwijderd. Hij maakt de kennis belachelijk. Hij heeft niet doel van zal het mij baten in het hiernamaals of niet. Hij was aan het fantaseren in zichzelf, en dacht: ik ga erover vragen. Niet alles wat in je hoofd komt moet je naar buiten brengen. Alleen vragen stellen als het jou dichter bij Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa brengt. Een andere soort van onjuiste vraagstelling is vragen over zaken waarmee je niks te maken hebt, zaken die jou niet aangaan.
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zegt dat één van de eigenschappen van de gelovige is dat hij hetgeen laat wat hem niet aangaat. Een voorbeeld: een aantal zusters onder elkaar zijn aan het praten en ineens vraagt een zuster aan een andere zuster: “Hoe noemt jou man jou als hij jou wil verwennen?” Wat gaat jou aan hoe zij door haar man wordt genoemd; zal het jou meer kennis geven, zal het jou dichter bij Allaah brengen? Of: “Hoe kleed je je bij jouw man?” Of bijvoorbeeld: er is een bepaalde stichting, en die stichting heeft een bestuur, en er komt iemand van buiten het bestuur, en buiten de stichting, terwijl hij met zijn vriend die van de stichting is, op straat loopt, en tegen die vriend zegt: “Wat zijn jullie inkomsten, en waar gaan jullie uitgaven naar toe?” Wat gaat jou dat aan? Of hij vraagt: “Wat hebben jullie vorige week in de vergadering besproken? Hij vraagt gewoon om te praten, en onderwerpen te vinden om daarover te spreken. Dat zijn zaken die zo een persoon niet aangaan. Dat zijn manieren van vragen stellen die niet juist zijn.
Een manier van vragen stellen die ook niet juist is, is het stellen van een vraag waarbij je een ander kwetst of schendt in zijn eer. Ik zat een keer in een zitting van kennis, en een persoon had een vraag gesteld over al-wudoe’. De week erop was er weer een andere zitting, en er kwam iemand anders en die stak zijn hand op, en zei: “Ik wil een vraag stellen. Ik ken een persoon, hij zit soms in een zitting van kennis, en heeft weleens over het onderwerp van wudoe’ gevraagd, en hij heeft dat en dat gedaan.” Hij wil hem zogenaamd bedekken, maar heeft hem voor schut gezet. Op zo een wijze, waarbij je zijn naam vertelt, of bepaalde details die anderen ook over hem weten, waarbij ze kunnen herkennen dat die persoon het is, kwets je een persoon en schend je hem in zijn eer, want je maakt vrij en je onthult hetgeen Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa bedekt heeft. De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: “Al wie een mu’mien bedekt, Allaah bedekt hem op yawmu-l-qiyaamah.” Dat betekent natuurlijk zijn zondes. Een andere vraagstelling is een vraag over een zonde; hoe je gedetailleerd een zonde kan begaan. Het feit dat je weet dat dat een zonde is, is genoeg. Vraag dan niet gedetailleerd hoe je naar die zonde gaat, en hoe die zonde plaatsvindt, en op welke manier zo een zonde het beste verricht kan worden, enz. Dat is ook een foute vraagstelling.
Bovendien mag je een vraag niet stellen om jou gelijk te behalen bij jouw broeder of zuster of medestudent. Stel je voor je hebt een discussie gehad met een zuster of medestudent, en ieder beweert gelijk te hebben, en je gaat het vragen met de intentie dat jij gelijkt krijgt, of als jij gelijk krijgt, dat je jouw gelijk gaat bewijzen, en niet zodat jij tot de waarheid komt of zodat jou medestudent of zuster tot de waarheid komt. Dat heeft meer met de intentie te maken waarmee je die vraag stelt, dan met de vraag op zich. Dus je stelt de vraag, en dan krijg je gelijk, en zeg je: “Zie je wel, ik heb gelijk”. Dat is niet de juiste intentie.
Ook hoor je een vraag niet te stellen om een ander voor schut te zetten, en je stelt ook niet een vraag met de intentie om jouw kennis te laten blijken bij jou medestudenten. Dus je stelt een vraag die zeer gedetailleerd ingaat op een onderwerp met de intentie zodat je je medestudent of luisteraars laat zien hoe ver jouw kennis reikt en hoe diepgaand jij in een onderwerp vragen kan stellen. En dan gaat het niet om de vraag op zich, want je kunt een vraag stellen die gedetailleerd is, en een hoog niveau van kennis met zich meeneemt, waarbij je niet die intentie hebt. Dat is een intentie die getuigt van het feit dat jij geen ikhlaas hebt bij het stellen van vragen.
Een andere zaak is om in discussie te gaan, puur en alleen om onderling of met de leraar of een geleerde een discussie e voeren. Puur en alleen om die persoon of de omringenden meer te laten praten en discussiëren daarover, en om te kijken hoe ver de kennis van die persoon reikt, en of om aan diegene of de omringenden te bewijzen dat zij geen kennis hebben. Dat zijn ook intenties die niet getuigen van ikhlaas in jouw hart.
Ook een intentie die niet goed is om vragen mee te stellen is dat je vraagt om te vragen. Sommige mensen hebben de drift om te vragen, ze willen niks met de antwoorden, maar ze hebben de lust om te vragen. Ze stellen vraag na vraag, en als je kijkt of ze de antwoorden praktiseren, dan komt daar niks van in. Je moet weten dat je vraagt om te weten en om de kennis om te zetten in daden. Dat betekent niet dat wanneer je een bepaalde zaak niet wilt praktiseren, dat je daarover niet gaat vragen, en denkt “het kan zijn dat die zaak verplicht is binnen de Islaam, ik ga er niet over vragen, zodat ik niet te horen krijg dat die zaak verplicht is, zodat ik het alsnog hoor te doen”. Dat is een vorm van weigering van gehoorzaamheid aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa.
Echter hoor je niet zomaar te vragen om te willen vragen, sommige mensen hebben nou eenmaal die drift. Dat moet je proberen tegen te houden voor jezelf, want je vraagt over een zaak met het doel iets te weten, en die kennis om te zetten in daden.
De wijze van vragen stellen
De wijze waarop je een vraag stelt is ook heel belangrijk, dat heeft ook direct te maken met jouw intentie. Je moet kijken naar aan wie stel ik een vraag, aan mijn vriend, of vriendin, of man, of aan mijn leraar, of aan een geleerde. En elke persoon heeft zijn eigen behandeling. De vraag aan mijn man stel ik op een andere wijze dan aan een vriendin of zuster. Bij het vragen aan mijn man hou ik reken met de rechte van mijn man; dat ik me nederig op moet stellen tegen hem, hem niet boos moet maken, juist blij moet maken, en tevreden stellen enz. Bij het vragen aan mijn vriendin of zuster, houd ik reken met de rechten van mijn zuster, dat ik haar niet kwets, dat ik in mijn vraag ook een ander niet kwets. Je houdt rekening met de rechten van een persoon, daarbij heb je je aan jouw plicht gehouden. Als je vraagt aan een leraar of geleerde, dan hou je ook rekening met het respect dat je dient uit te dragen jegens die persoon. Echter kun je niet alle vragen aan iedereen stellen. Een vraag waarbij je kennis nodig hebt binnen de Islaam, stel je niet aan een onwetende. Hoe kun je nou jouw ziekte opheffen middels het medicijn te willen vragen bij een zieke? Dat kan toch niet? Je moet jouw medicijn halen waar je het kan krijgen. Je kan niet een onwetende vragen. Dat is ook een gevaarlijke zaak, en een verboden zaak. Waarom? Omdat het kan zijn dat jij die persoon leidt om zich hoog te voelen, je helpt jou zuster of broeder met de shaytaan, door zichzelf hoog en geweldig te laten voelen omdat hij die vraag geeft gekregen, en dan begint hij of zij te filosoferen over het antwoord, terwijl hij helemaal geen kennis heeft over het antwoord. Vervolgens laat de shaytaan jou ook het antwoord bewonderen, omdat er zoveel filosofie aan zit, waarbij jij het antwoord ook aanneemt, en vervolgens het slechte pad opgaat. Dus het vragen van een onwetende is verboden binnen de Islaam, wanneer het gaat om kennis binnen de Islaam. Ook al zit je in een zitting en je bent met elkaar aan het praten. Vragen over kennis binnen de Islaam stel je alleen aan mensen die deze kennis bezitten.
Aan wie stel je een vraag?
Je hebt van die jongeren die weleens een debat houden en een discussie over de Islaam, en dan beginnen ze over allerlei soorten dingen te praten in de Islaam, de één zegt: “ik vind dat je dat wel mag doen in de Islaam”, de ander zegt: “ik vind dat je dat niet mag doen”. En dan zeggen ze “goed, jij hebt jouw eigen mening, maar ik heb mijn eigen mening”, alsof ze hoge geleerden zijn die met elkaar aan het discussiëren zijn, terwijl ze allemaal één voor één net zo onwetend zijn. Dit soort debatten zijn verboden binnen de Islaam. Het is heel simpel; heb je een vraag, dan stel je die aan een persoon met kennis. Je gaat niet met elkaar zitten discussiëren; “maar ik vind dit en ik vind dat, maar ik heb die Aayah gehoord, ik heb die hadieth gehoord”, terwijl de geleerden er jarenlang over doen om hun kennis over te dragen aan de mensen, en jij denkt binnen een zitting samen met andere mensen even te kunnen debatteren over bepaalde meningen? Dat kan niet. Wat wel mogelijk is, is dat je bijv. jongeren, zusters of broeders zet met een persoon met kennis in het midden, die uiteindelijk de zitting leidt in informatie, bijvoorbeeld dat ze hem vragen stellen, en als hij een vraag niet kan beantwoorden, dat hij het vraagt aan iemand die meer dan hem kennis heeft. Dat is wel mogelijk. Maar dat jongeren met elkaar gaan discussiëren over Islamitische zaken, of zaken van het leven, dat is een zaak die alleen maar tot vernietiging leidt.
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft daarop gewezen, hij zegt: “Allaah ontneemt de kennis niet door het van de harten van de geleerden te ontnemen of door het op zichzelf te ontnemen, maar Allaah ontneemt de geleerden, totdat er geen enkele geleerde meer is. Dan zullen de mensen onwetenden als hoofden (leiders) nemen, en zij zullen hen vragen, waarop diegenen hen antwoorden, en hen doen dwalen, en zichzelf laten dwalen.” De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft duidelijk gemaakt dat wanneer je een onwetende vraagt, dat hij jou sowieso laat dwalen. Dus je mag binnen de Islaam niet een onwetende vragen, en ook niet met elkaar gaan zitten discussiëren “hoe zit dat nou binnen de Islaam, maar ik vind dit en ik vind dat niet”, terwijl je niet weet wat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa wil, en wat Hem behaagt. Als we deze zaken weten, dan weten we dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam ons ook met het vragen stellen heeft geleerd hoe wij vragen moeten stellen; met welke houding, met welke intentie, waarbij we ook dichter bij ons doel komen. Dus hoe ga je daar praktisch mee om? Als er een vraag in je opkomt, dan ga je eerst jouw intentie controleren: ga ik het vragen omwille van Allaah, of niet? Wat betekent omwille van Allaah? Omwille van Allaah betekent dat het je dichter bij het paradijs brengt. Brengt dit mij dichter bij het paradijs of niet? Hoe kun je dat controleren en overwegen? Middels de kennis die je vandaag hebt gekregen. Is het een nodige vraag, is het een belangrijke vraag? Is er geen belangrijkere vraag die ik kan stellen? Is het een onnozele vraag? Is het iets dat niet gebeurd is. Kwets ik daarmee niemand? Kan ik me daarmee van het slechte onthouden? Kan ik daarmee dichterbij het goede komen?
Bij de eerste keren – misschien wel weken of maanden – zal het jou moeite kosten, maar als je daaraan gaat wennen, zul je uiteindelijk ook door Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa geholpen worden, doordat het een automatisme in jezelf wordt, en je jezelf daarop gaat corrigeren. En als je deze kennis hebt, kun je ook hiermee anderen adviseren.
Als iemand een vraagt stelt; stel je voor iemand komt naar je toe en zegt: “wat vind jij, mag dit of mag dit niet?” Dan weet je; ik heb geen kennis over deze zaak, dan zeg je tegen die persoon: beste broeder, of zuster, je kunt beter zo een vraag stellen aan iemand met kennis, want je mag mij deze vraag niet stellen, of: zullen wij deze vraag aan iemand met kennis stellen, of: deze vraag hoor je helemaal niet te stellen, want zus en zo, naar gelang de kennis die je vandaag gekregen hebt. Dus daarmee help je jezelf maar ook de ander. Deze persoon hoor je te linken met iemand met kennis, of je zegt “kom we gaan het samen vragen”. Of je kunt in een zitting waar jullie beiden aanwezig zijn, zelf de vraag stellen, omdat je het beter kan formuleren, of omdat de ander zich schaamt, zodat de ander ervan kan leren. Daarmee heb je twee zaken behaald: en je hebt die persoon gelinkt met iemand met kennis, wat ook goed is, omdat diegene de bron van kennis is, en zelf ben je niet over jouw grens gestapt door informatie door te geven die jij niet mag overdragen. Als de gemeenschap gelinkt wordt met geleerden, komt er veel goedheid.
Luisteren naar het antwoord
Bij vragen hoort ook luisteren. Als je een vraag stelt ga je ook luisteren naar het antwoord, en niet dat jij de volgende vraag aan het verzinnen bent in jouw hoofd, terwijl diegene een antwoord aan het geven is. En dan heeft diegene het antwoord gegeven, terwijl je er helemaal niet naar aan het luisteren bent. Ben je werkelijk zuiver in jouw intentie bij het vragen, dan luister je naar het antwoord.