Boek: A-Ssalaah – Het oordeel van de verlater ervan

Fiqh, Het Gebed, Wetenschap | 0 comments

HET OORDEEL VAN DE VERLATER ERVAN 

Alle moslims zijn het eens dat degene die de verplichting van a-Ssalaah ontkent, kufr heeft begaan en buiten de Islaam is getreden. Echter verschillen zij over degene die de Salaah heeft verlaten met het geloof in de verplichting ervan. En de reden van dit geschil is (de opvatting van) de ahaadieth die overgeleverd zijn van de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam die de verlater van a-ssalaah een kaafir noemen, zonder dat er verschil wordt gemaakt tussen de ontkenner en de degene die het veronachtzaamt.

عن جَابِرٍ قَالَ: قَالَ النَّبِيَّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: “إِنَّ بَيْنَ الرَّجُلِ وَبَيْنَ الشِّرْكِ وَالْكُفْرِ تَرْكَ الصَّلَاةِ.” صحيح، رواه مسلم واللفظ له، ورواه أبو داود والترمذي وابن ماجة وهو في صحيح الجامع رقم: 2848.

Djaabir ibn 3abdi-llaah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaahsalla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: “Voorzeker, tussen de man en de Shirk en de kufr is het verlaten van a-Ssalaah.”[1]

عَن بُرَيْدَةَ قَالَ: قَالَ سَمِعتُ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يقول: “الْعَهْدُ الَّذِي بَيْنَنَا وَبَيْنَهُمْ الصَّلَاةُ فَمَنْ تَرَكَهَا فَقَدْ كَفَرَ.” صحيح، رواه ابن ماجة والنسائي والترمذي.

Buraydah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “Ik hoorde de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zeggen: “Het verbond dat tussen ons en hen is, is a-Ssalaah. Voorwaar, al wie het verlaat, hij heeft zeker een kufr begaan.”[2]

Echter is de juiste (mening) onder de uitspraken van de geleerden dat de bedoeling van al-kufr hier de kleine kufr is, die niet buiten het geloof doet treden. Dit (is tot stand gekomen) door verzoening van deze (voorafgaande) ahaadieth en andere ahaadieth, waaronder:

عن عُبَادَةُ بْنُ الصَّامِتِ قال: سَمِعْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يَقُولُ: “خَمْسُ صَلَوَاتٍ كَتَبَهُنَّ اللَّهُ تَبَارَكَ وَتَعَالَى عَلَى الْعِبَادِ مَنْ أَتَى بِهِنَّ لَمْ يُضَيِّعْ مِنْهُنَّ شَيْئًا اسْتِخْفَافًا بِحَقِّهِنَّ كَانَ لَهُ عِنْدَ اللَّهِ تَبَارَكَ وَتَعَالَى عَهْدٌ أَنْ يُدْخِلَهُ الْجَنَّةَ وَمَنْ لَمْ يَأْتِ بِهِنَّ فَلَيْسَ لَهُ عِنْدَ اللَّهِ عَهْدٌ إِنْ شَاءَ عَذَّبَهُ وَإِنْ شَاءَ غَفَرَ لَهُ.” صحيح، رواه مالك وأحمد واللفظ له، وأبو داود وابن ماجة والنسائي.

3ubaadah ibn a-Ssaamit radiya-llaahu 3anhu heeft gezegd: “Ik heb de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam horen zeggen: “Vijf gebeden heeft Allaah de dienaren verplicht. Al wie ze verricht zonder dat hij iets van ze -wegens minachting van de verplichting ervan- verwaarloost, voor hem is er bij Allaah een belofte dat Hij hem het paradijs doet binnentreden. En al wie ze niet verricht, voorwaar, hij heeft bij Allaah geen belofte. Als Hij wil dan straft Hij hem, en als Hij wil vergeeft Hij hem.”[3]

Voorwaar, wegens het feit dat de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam de toestand van degene die hen (de gebeden) verlaat, tot de wil van Allaah heeft teruggekeerd, weten wij dat het verlaten ervan zich bevindt onder al-kufr en a-Shirk, wegens de uitspraak van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:

“Voorwaar, Allaah vergeeft niet dat aan Hem deelgenoten toegekend worden, maar Hij vergeeft daarnaast alles, aan wie Hij wil.” (Aayah: 4/48)

وعَن أَبُو هُرَيْرَةَ رَضِيَ الله عَنهُ قَالَ: سَمِعْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يَقُولُ: “إِنَّ أَوَّلَ مَا يُحَاسَبُ بِهِ الْعَبْدُ الْمُسْلِمُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ الصَّلَاةُ الْمَكْتُوبَةُ فَإِنْ أَتَمَّهَا وَإِلَّا قِيلَ انْظُرُوا هَلْ لَهُ مِنْ تَطَوُّعٍ فَإِنْ كَانَ لَهُ تَطَوُّعٌ أُكْمِلَتْ الْفَرِيضَةُ مِنْ تَطَوُّعِهِ ثُمَّ يُفْعَلُ بِسَائِرِ الْأَعْمَالِ الْمَفْرُوضَةِ مِثْلُ ذَلِكَ.” صحيح، رواه ابن ماجة واللفظ له، والترمذي والنسائي.

Ook heeft aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu verhaald, hij zei: “Ik heb de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam horen zeggen: “Voorzeker, het eerste waarmee de moslimdienaar op yawmu-l-qiyaamah beoordeeld wordt is zijn verplichte Salaah, voorwaar, als hij het volmaakt heeft [is het voor hem volmaakt geschreven][4], anders wordt er gezegd: “Kijkt of hij wat aan vrijwillige (gebeden) heeft, voorwaar, als hij wat aan vrijwillige (gebeden) heeft, worden de verplichte (gebeden) volmaakt middels zijn vrijwillige (gebeden).” Vervolgens wordt met de rest van zijn verplichte daden hetzelfde gedaan.”[5]

عَنْ حُذَيْفَةَ بْنِ الْيَمَانِ قَالَ: قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: “يَدْرُسُ الْإِسْلَامُ كَمَا يَدْرُسُ وَشْيُ الثَّوْبِ حَتَّى لَا يُدْرَى مَا صِيَامٌ وَلَا صَلَاةٌ وَلَا نُسُكٌ وَلَا صَدَقَةٌ وَلَيُسْرَى عَلَى كِتَابِ اللَّهِ عَزَّ وَجَلَّ فِي لَيْلَةٍ فَلَا يَبْقَى فِي الْأَرْضِ مِنْهُ آيَةٌ وَتَبْقَى طَوَائِفُ مِنْ النَّاسِ الشَّيْخُ الْكَبِيرُ وَالْعَجُوزُ يَقُولُونَ أَدْرَكْنَا آبَاءَنَا عَلَى هَذِهِ الْكَلِمَةِ لَا إِلَهَ إِلَّا اللَّهُ فَنَحْنُ نَقُولُهَا.” فَقَالَ لَهُ صِلَةُ مَا تُغْنِي عَنْهُمْ لَا إِلَهَ إِلَّا اللَّهُ وَهُمْ لَا يَدْرُونَ مَا صَلَاةٌ وَلَا صِيَامٌ وَلَا نُسُكٌ وَلَا صَدَقَةٌ فَأَعْرَضَ عَنْهُ حُذَيْفَةُ ثُمَّ رَدَّهَا عَلَيْهِ ثَلَاثًا كُلَّ ذَلِكَ يُعْرِضُ عَنْهُ حُذَيْفَةُ ثُمَّ أَقْبَلَ عَلَيْهِ فِي الثَّالِثَةِ فَقَالَ يَا صِلَةُ تُنْجِيهِمْ مِنْ النَّارِ ثَلَاثًا.” صحيح، رواه ابن ماجة.Hudhayfah ibn al-Yamaan radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: “Al-Islaam zal vervaagd worden zoals de kleuren van een kleed vervaagd worden, totdat men niet zal weten wat a-ssiyaam is, wat a-Ssalaah is, wat a-nnusuk is en wat a-ssadaqah is. En het Boek van Allaah 3azza wa-Djall zal in één nacht verheven worden, waarop geen Aayah meer ervan op aarde blijft. En er zullen volkeren onder de mensen blijven, waaronder de oude man en de oude vrouw die zeggen: “Dit woord is hetgeen wat wij van onze voorvaderen hebben getroffen “Laa ilaaha illa-llaah”, voorwaar, wij zeggen het.” Vervolgens zei Silah tegen hem (Hudhayfah): “Wat zal “Laa ilaaha illa-llaah” hen baten terwijl zij niet weten wat a-Ssalaah is, wat a-ssiyaam is, wat a-nnusuk is en wat a-ssadaqah is.” Hierop wendde Hudhayfah zich van hem af. Vervolgens herhaalde hij het drie keer voor hem, Hudhayfah wendde zich in alle gevallen af. Vervolgens keerde hij zich tot hem bij de derde (maal), en zei driemaal: “O Silah, het zal hen van het hellevuur redden.”[6]


[1] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Muslim, imaam aboe Daawoed, imaam a-Ttirmidhie en imaam ibn Maadjah. (Sahieh al-Djaami3 nr.: 2848).[2] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam ibn Maadjah, imaam a-Nnasaa’ie en imaam a-Ttirmidhie.[3] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Maalik, imaam Ahmad, imaam aboe Daawoed, imaam ibn Maadjah en imaam a-Nnasaa’ie.[4] Dit is uit een andere versie gehaald die Tamiem a-Ddaarie radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald en door imaam Ahmad, imaam aboe Daawoed en imaam al­-Haakim is overgeleverd en door imaam al-Albaanie sahieh is verklaard. Dit is gedaan zodat de zin kloppend is bij de vertaling.[5] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam ibn Maadjah, imaam a-Ttirmidhie en imaam a-Nnasaa’ie.[6] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam ibn Maadjah.

Categorieën