Hadieth 101
وَعَنْ أَنَسِ بْنِ مَالِكٍ رضي الله عنه قَالَ: «قَالَ رَسُولُ اَللَّهِ صلى الله عليه وسلم -فِي اَلْمَرْأَةِ تَرَى فِي مَنَامِهَا مَا يَرَى اَلرَّجُلُ- قَالَ: “تَغْتَسِلُ”». مُتَّفَقٌ عَلَيْه زَادَ مُسْلِمٌ: فَقَالَتْ أُمُّ سُلَيْم «وَهَلْ يَكُونُ هَذَا؟ قَالَ: “نَعَمْ فَمِنْ أَيْنَ يَكُونُ اَلشَّبَهُ؟».
Anas ibn Maalik radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft –betreffende de vrouw die hetzelfde in haar droom ziet als wat de man ziet- gezegd: “Voorwaar, zij moet de ghusl (grote wassing) verrichten.”[1] Imaam Muslim voegde toe: “Umm Sulaymah radiya-llaahu 3anhaa zei: “Bestaat dat dan?” Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Ja, waar komt de gelijkenis anders vandaan?”
Bewijsstukken:
– 3aa’ishah radiya-llaahu 3anhaa heeft verhaald: “Voorzeker, de vrouwen zijn slechts de zusters van de mannen.”[2]
Uitleg:
– ‘De vrouw die in haar droom hetzelfde ziet als wat de man ziet’: de vrouw die een natte droom heeft.
Oordelen:
– Deze hadieth en die van 3aa’ishah bewijzen dat de vrouw ook een natte droom kan hebben.[3]
– Deze hadieth bewijst ook dat het kind soms op de vader en soms op de moeder kan lijken.
– Deze hadieth bewijst ook dat zowel de man als de vrouw verplicht zijn de ghusl te verrichten als ze een natte droom hebben gehad.
Hadieth 102
وَعَنْ عَائِشَةَ رَضِيَ اَللَّهُ عَنْهَا قَالَتْ: «كَانَ اَلنَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم يَغْتَسِلُ مِنْ أَرْبَعٍ: مِنْ اَلْجَنَابَةِ، وَيَوْمَ اَلْجُمُعَةِ، وَمِنْ اَلْحِجَامَةِ، وَمِنْ غُسْلِ اَلْمَيِّتِ». رَوَاهُ أَبُو دَاوُدَ، وَصَحَّحَهُ اِبْنُ خُزَيْمَة.
3aa’ishah radiya-llaahu 3anhaa heeft verhaald, zij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam verrichtte de ghusl (grote wassing) wegens vier (zaken): de djanaabah, de vrijdag, de hidjaamah en wegens het wassen van de dode.”[4]
Oordelen:
– De keten van deze hadieth is da3ief, maar de inhoud bewijst dat de ghusl voor de vier genoemde zaken voorgeschreven is. Al deze zaken zulen in-shaa’-Allaah apart behandeld worden.
[1] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.
[2] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Ahmad, imaam a-Ttirmidhie, imaam aboe Daawoed en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[3] Zie ook hadieth 63.
[4] Da3ief, deze hadieth is overgeleverd door imaam aboe Daawoed en imaam ibn Khuzaymah en is da3ief verklaard door imaam al-Albaanie.