Hadieth 24
وَعَنْ عَمْرِو بْنِ خَارِجَةَ رضي الله عنه قَالَ: «خَطَبَنَا رَسُولُ اَللَّهِ صلى الله عليه وسلم بِمِنًى، وَهُوَ عَلَى رَاحِلَتِهِ، وَلُعَابُهَا يَسِيلُ عَلَى كَتِفَيَّ». أَخْرَجَهُ أَحْمَدُ، وَاَلتِّرْمِذِيُّ وَصَحَّحَه.
3amr ibn Khaaridjah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft voor ons gepredikt in Minaa terwijl hij op zijn kameel zat. Het speeksel van de kameel gleed over mijn schouders.”[1]
Oordelen:
– De hadieth bewijst dat het speeksel van een dier waarvan zijn vlees toegestaan is om te eten, rein is. Alle geleerden zijn het daarover eens. Het bewijs zit hem in het feit dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam dat accepteerde en er niks over gezegd heeft. Indien het onrein zou zijn, dan zou de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam daar iets van gezegd hebben. De definitie luidt namelijk: ‘Het is niet toegestaan de beduiding uit te stellen wanneer er noodzaak voor is.’
[1] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Ahmad en imaam a-Ttirmidhie en sahieh verklaard door imaam a-Ttirmidhie en imaam al-Albaanie.