10.6. De toegestane genieting van de man met zijn vrouw tijdens haar menstruatie

De Menstruatie, De Reiniging, Fiqh, Wetenschap | 0 comments

Hadieth 136

وَعَنْ مُعَاذٍ رضي الله عنه «أَنَّهُ سَأَلَ اَلنَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم مَا يَحِلُّ لِلرَّجُلِ مِنِ اِمْرَأَتِهِ، وَهِيَ حَائِضٌ؟ قَالَ: “مَا فَوْقَ اَلْإِزَارِ”». رَوَاهُ أَبُو دَاوُدَ وَضَعَّفَه.

Mu3aadh ibn Djabal radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat hij de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam vroeg, hij zei: “Wat is voor de man toegestaan aan zijn vrouw gedurende haar menstruatieperiode?” Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Hetgeen wat boven de izaar is.”[1]

Bewijsstukken:

– Aboe Qulaabah heeft verhaald, hij zei: “Masroeq ibn Adjda3 vertrok rijdend naar 3aa’ishah radiya-llaahu 3anhaa. Hij zei: “A-Ssalaam (vrede) zij met de Profeet en de lieden van zijn huis.” Daarop zei 3aa’ishah: “Welkom, o aboe 3aa’ishah.” En hij werd binnengelaten. Vervolgens zei hij: “Ik wil je iets vragen, maar ik schaam me (ervoor).” Zij radiya-llaahu 3anhaa zei: “Voorzeker, ik ben slechts je moeder, en jij bent mijn kind.” Hij zei: “Wat is voor de man (toegestaan) aan zijn vrouw gedurende haar menstruatieperiode?” Zij antwoordde: “Alles behalve haar geslacht.”[2]

– 3ikrimah radiya-llaahu 3anhu heeft van een vrouw van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam verhaald: “Wanneer de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam iets van (één van) zijn menstruerende (vrouwen) wilde, legde hij een kledingstuk op haar geslacht. [Vervolgens deed hij wat hij wilde.][3][4]

Oordelen:

– De hadieth van Mu3aadh radiya-llaahu 3anhu bewijst dat gedurende de menstruatieperiode van de vrouw, haar man slechts hetgeen mag aanraken wat boven de izaar is. Overigens specificeren de andere ahaadieth de plek die vermeden moet worden.

– De athar van aboe Qataadah en de hadieth van 3ikrimah radiya-llaahu 3anhumaa bewijzen dat gedurende de menstruatieperiode het voor de man toegestaan is om geheel van zijn vrouw te genieten, behalve van haar geslacht. Hij is verplicht dat te vermijden. Tot dit oordeel zijn ook umm Salamah, ibn 3abbaas en Mudjaahid radiya-llaahu 3anhum gekomen.[5] Imaam al-Albaanie en andere geleerden hebben hen daarin gevolgd.[6]


[1] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam aboe Daawoed, en dit gedeelte is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.

[2] Deze athar is overgeleverd door imaam al-Bukhaarie in zijn boek: ‘a-Ttaariekh al-kabier’ en imaam a-Ttabarie.

[3] Hetgeen tussen rechte haken staat is een toevoeging uit een andere overlevering bij imaam aboe Daawoed.

[4] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam aboe Daawoed en sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.

[5] Dit heeft imaam a-Ttabarie overgeleverd.

[6] Voor meer uitleg betreffende dit onderwerp zie ahaadieth: 131 en 132

Categorieën