Antwoord: Het is het richten van alle soorten aanbiddingen, de uiterlijke en innerlijke, en de uitspraken en de daden, slechts naar Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, en het ontkennen van elke aanbidding die naar iemand anders gericht is, wie het ook is. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَقَضَى رَبُّكَ أَلَّا تَعْبُدُوا إِلَّا إِيَّاهُ ﴾ (الاسراء: من الآية23)
“En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niets behalve Hem alleen aanbidden.”
(Aayah: 17/23).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿وَاعْبُدُوا اللَّهَ وَلا تُشْرِكُوا بِهِ شَيْئا﴾ (النساء: من الآية36)
“En aanbidt Allaah en kent Hem in niets een deelgenoot toe.” (Aayah: 4/36).
Hij subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿إِنَّنِي أَنَا اللَّهُ لا إِلَهَ إِلَّا أَنَا فَاعْبُدْنِي وَأَقِمِ الصَّلاةَ لِذِكْرِي﴾ (طـه:14)
“Voorzeker, Ik ben Allaah, er is geen god behalve Ik. Aanbidt Mij daarom en onderhoudt de Salaah om Mij te gedenken.” (Aayah: 20/14).
En andere verzen. Tevens is dat de omvang van de geloofsgetuigenis ‘laa ilaaha illa-llaah’.
Uitleg: Alvorens we inhoudelijk op tawhiedu-l-Uloehiyyah ingaan, is het van groot belang de taalkundige betekenis van al-Uloehiyyah te behandelen.
Al-Uloehiyyah betekent letterlijk in het Arabisch: het vergoddelijken[1] of het vergoden. Het staat ook synoniem aan: het aanbidden.
Al-3ibaadah (de aanbidding) betekent letterlijk in het Arabisch: de onderwerping en onderdanigheid. Daaronder vallen onder andere de volgende zaken: gehoorzaming, liefde, ontzag, vertrouwen op, eerbieding en totale overgave.
Al-Uloehiyyah komt van ‘al-ilaah’ (de god), en betekent letterlijk in het Arabisch: iets dat, of iemand die vergood en of aanbeden wordt. Technisch Islamitisch is de God Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, omdat Hij de Enige ware God is, die waarlijk vergood en aanbeden wordt. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt hierover:
﴿شَهِدَ اللَّهُ أَنَّهُ لا إِلَهَ إِلَّا هُوَ وَالْمَلائِكَةُ وَأُولُو الْعِلْمِ قَائِماً بِالْقِسْطِ لا إِلَهَ إِلَّا هُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ﴾ (آل عمران:18)
“Allaah getuigt dat er geen god is behalve Hij en ook de engelen en de bezitters van kennis, standvastig in de gerechtigheid. Er is geen god dan Hij, de Almachtige, de Alwijze.” (Aayah: 3/18).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَمَا أَرْسَلْنَا مِنْ قَبْلِكَ مِنْ رَسُولٍ إِلَّا نُوحِي إِلَيْهِ أَنَّهُ لا إِلَهَ إِلَّا أَنَا فَاعْبُدُونِ﴾ (الانبياء:25)
En Wij stuurden niet één van de boodschappers vóór jou, of Wij openbaarden aan hem dat er geen andere God dan Ik is, aanbidt Mij daarom.” (Aayah: 21/25).
En vele andere verzen.
Maar…als er wordt gezegd: “Hoe kun je zeggen dat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa met betrekking tot al-Uloehiyyah afgezonderd is, terwijl Hij subhaanahu wa-ta3aalaa in de Qur’aan vastgesteld heeft dat er wel degelijk andere goden zijn? Hoe kun je dan beide zaken met elkaar verzoenen?” Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt hieromtrent:
﴿وَمَنْ يَدْعُ مَعَ اللَّهِ إِلَهاً آخَرَ﴾ (المؤمنون: من الآية117)
“En wie een andere god aanroept naast Allaah” (Aayah: 23/117).
Ook zegt Hij subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿أَإِفْكاً آلِهَةً دُونَ اللَّهِ تُرِيدُونَ﴾ (الصافات:86)
“Wensen jullie als een (verzinsel/) leugen goden naast Allaah?” (Aayah: 37/86).
En vele andere verzen.
Het antwoord op de vraag is: “Al-Uloehiyyah (de goddelijkheid) van alles en iedereen buiten Allaah is vals en bedorven, en is slechts een verzonnen benaming, zoals Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿إِنْ هِيَ إِلَّا أَسْمَاءٌ سَمَّيْتُمُوهَا أَنْتُمْ وَآبَاؤُكُمْ مَا أَنْزَلَ اللَّهُ بِهَا مِنْ سُلْطَانٍ إِنْ يَتَّبِعُونَ إِلَّا الظَّنَّ وَمَا تَهْوَى الْأَنْفُسُ﴾ (النجم:23)
“Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allaah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren.” (Aayah: 53/23).
Dit betekent dat ondanks het feit dat deze goden vergoddelijkt worden, hun goddelijkheid vals is, omdat zij het niet verdienen om aanbeden en of vergood te worden. Het zijn dus goden, wegens het feit dat zij aanbeden worden, echter is hun goddelijkheid vals. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt hieromtrent:
﴿ذَلِكَ بِأَنَّ اللَّهَ هُوَ الْحَقُّ وَأَنَّ مَا يَدْعُونَ مِنْ دُونِهِ هُوَ الْبَاطِلُ﴾ (الحج: من الآية62)
“Dat is omdat Allaah de waarheid is en omdat wat zij naast Hem aanroepen vals is.” (Aayah: 22/62).
De naam ‘Allaah’ is de eigennaam van de Enige God subhaanahu wa-ta3aalaa, die Hij subhaanahu wa-ta3aalaa Zichzelf toegeëigend heeft, en waarmee niets en of niemand anders dan Hij be- en of genoemd mag worden. De naam ‘Allaah’ is in het Arabisch afgeleid van ‘al-Ilaah’ (de God).[2] Tot deze naam keren zich de inhoudelijkheden en betekenissen van alle andere schone namen en verheven eigenschappen van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa.[3]
Tawhiedu-l-Uloehiyyah betekent technisch (Islamitisch): het individualiseren van Allaah middels Godheid en de aanbidding, wegens het feit dat Hij subhaanahu wa-ta3aalaa de Enige is, Die het verdient om als god aanbeden te worden. Tevens wordt deze tawhied genoemd als: tawhiedu-l3ibaadah (het monotheïsme van de aanbidding).
Deze soort van tawhied heeft ter verduidelijking twee betrekkingen. Een betrekking tot Allaah Die als enige god erkent dient te worden, en een betrekking tot de dienaar die Allaah als enige God dient te aanbidden.
Met betrekking tot Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa is het: het individualiseren van Allaah middels Godheid. Dit betekent dat men elke vorm van Godheid jegens elke schepping ontkent (a-nnafy) en zich ervan distantieert, en elke vorm van godheid slechts aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa erkent (al-Ithbaat), in de innerlijke en uiterlijke aanbiddingen. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿قُلْ أَيُّ شَيْءٍ أَكْبَرُ شَهَادَةً قُلِ اللَّهُ شَهِيدٌ بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَأُوحِيَ إِلَيَّ هَذَا الْقُرْآنُ لِأُنْذِرَكُمْ بِهِ وَمَنْ بَلَغَ أَإِنَّكُمْ لَتَشْهَدُونَ أَنَّ مَعَ اللَّهِ آلِهَةً أُخْرَى قُلْ لا أَشْهَدُ قُلْ إِنَّمَا هُوَ إِلَهٌ وَاحِدٌ وَإِنَّنِي بَرِيءٌ مِمَّا تُشْرِكُونَ﴾ (الأنعام:19)
“Zeg (O Muhammad): “Welke zaak vormt de grootste getuigenis?”Zeg: “Allaah is getuige tussen mij en jullie en deze Qur’aan is aan mij geopenbaard om ermee jullie te vermanen en (ook) een ieder die erdoor bereikt wordt. Zouden jullie kunnen getuigen dat er naast Allaah andere goden zijn?” Zeg: “Nee, (dat) getuig ik niet.” Zeg: “Voorwaar, Hij is de Enige God; en voorzeker, ik distantieer me van wat jullie aan deelgenoten toekennen.” (Aayah: 6/19).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَإِلَهُكُمْ إِلَهٌ وَاحِدٌ لا إِلَهَ إِلَّا هُوَ الرَّحْمَنُ الرَّحِيمُ﴾ (البقرة:163)
“En jullie god is één God. Er is geen god, behalve Hij, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.” (Aayah: 2/163).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَلا تَجْعَلُوا مَعَ اللَّهِ إِلَهاً آخَرَ إِنِّي لَكُمْ مِنْهُ نَذِيرٌ مُبِينٌ﴾ (الذريات:51)
“En neemt naast Allaah geen andere god, voorzeker, ik ben voor jullie van Hem een verduidelijkende waarschuwer.” (Aayah: 51:51).
Met betrekking tot de dienaar is het: het individualiseren van Allaah middels de innerlijke en de uiterlijke aanbidding. Dit betekent dat men zich onthoudt en distantieert van elke vorm van aanbidding die gericht is naar een schepping, en dat men zijn aanbidding slechts naar Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa richt. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَا أَيُّهَا النَّاسُ اعْبُدُوا رَبَّكُمُ الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالَّذِينَ مِنْ قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ﴾ (البقرة:21)
“O mensen, aanbidt jullie Heer, Degene Die jullie en degenen vóór jullie heeft geschapen, opdat jullie taqwaa hebben.” (Aayah: 2:21).
Ook zegt Hij subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَقَضَى رَبُّكَ أَلَّا تَعْبُدُوا إِلَّا إِيَّاهُ﴾ (الاسراء:23)
“En jouw Heer heeft bevolen dat jullie niets dan Hem alleen aanbidden.” (Aayah: 17/23).
Ook zegt Hij subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَمَا أُمِرُوا إِلَّا لِيَعْبُدُوا اللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ الدِّينَ حُنَفَاءَ ﴾ (البينة: 5)
“Hen werd niets anders aanbevolen dan Allaah met zuivere aanbidding te aanbidden, als Hunafaa’” (Aayah: 98/5).
Ook zegt Hij subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَمَا أُمِرُوا إِلَّا لِيَعْبُدُوا إِلَهاً وَاحِداً لا إِلَهَ إِلَّا هُوَ﴾ (التوبة: من الآية:31)
“en hen werd niets anders bevolen dan dat zij één God aanbidden; er is geen god, behalve Hij.” (Aayah: 9/31).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿إِيَّاكَ نَعْبُدُ وَإِيَّاكَ نَسْتَعِينُ ﴾ (الفاتحة: 5)
“U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp.” (Aayah: 1/1-5).
De aanbidding van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa is namelijk het verheven doel waarvoor alle scheppingen geschapen zijn, en waarmee de djinns en de mensen in het wereldse beproefd worden.
Technisch (Islamitisch) is de aanbidding een fundament dat gebouwd is op twee onlosmakelijk aan elkaar verbonden zaken, te weten: volmaakte liefde en volmaakte ontzag en onderwerping[4]. Middels liefde wordt men gedreven, en middels ontzag wordt men gewaarschuwd. Zo vormen beide aspecten een balans in de aanbidding. Zodoende is de aanbidding een gebod en een verbod. Middels liefde wordt men gedreven om het gebod uit te voeren, en middels ontzag wordt men gewaarschuwd om een verbod te begaan. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿إِنَّهُمْ كَانُوا يُسَارِعُونَ فِي الْخَيْرَاتِ وَيَدْعُونَنَا رَغَباً وَرَهَباً و كَانُوا لَنَا خَاشِعِينَ﴾ (الانبياء: من الآية90)
“Voorwaar, zij wedijverden in goede daden en riepen Ons aan, verlangend (naar Onze genade) en vol ontzag (voor Onze bestraffing). En zij waren ootmoedig tegenover Ons.” (Aayah: 21/90).
Bovendien zijn er twee zaken die een aanbidding genoemd worden, en waarmee Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa geïndividualiseerd moet worden, te weten:
– het verrichten van de aanbidding; dit houdt in: het zich vernederen en onderwerpen aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, door Zijn geboden te verrichten en zich van Zijn verboden te onthouden.
– hetgeen waarmee de aanbidding verricht wordt; dit houdt in: al hetgeen waar Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa van houdt en waarmee Hij behaagd is, betreffende de uitspraken en de uiterlijke en innerlijke daden. Een aantal van deze aanbiddingen zijn:
· A-Ddu3aa’ (de smeekbede)
A-Ddu3aa’ is een bede middels de tong, waarin iets middels onderdanigheid en ootmoedigheid vanuit het hart, gesmeekt wordt. Het is een verzoek vanuit een onderdanige dienaar naar een god. Sterker nog, a-Ddu3aa’ is de aanbidding.
عن النعمان بن بشير عن النبي صلى الله عليه وسلم قال: »الدعاء هو العبادة قال ربكم ادعوني أستجب لكم«. رواه أبوداوود والترمذي وصححه الألباني.
Al-Nu3maan ibn Bashier radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Voorwaar, de smeekbede is de aanbidding. En jullie Heer zei: “Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren.”»[5]
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَقَالَ رَبُّكُمُ ادْعُونِي أَسْتَجِبْ لَكُمْ إِنَّ الَّذِينَ يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِي سَيَدْخُلُونَ جَهَنَّمَ دَاخِرِينَ ﴾ (غافر:60)
“En jullie Heer zei: “Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorzeker, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden zullen de Djahannam binnengaan als vernederden.” (Aayah: 40/60).
Deze verheven aanbidding dient daarom slechts naar Allaah gericht te worden. Zo zeg Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿ادْعُوا رَبَّكُمْ تَضَرُّعاً وَخُفْيَةً إِنَّهُ لا يُحِبُّ الْمُعْتَدِينَ (55) وَلا تُفْسِدُوا فِي الْأَرْضِ بَعْدَ إِصْلاحِهَا وَادْعُوهُ خَوْفاً وَطَمَعاً إِنَّ رَحْمَتَ اللَّهِ قَرِيبٌ مِنَ الْمُحْسِنِينَ﴾ (الأعراف:55-56)
“-55- Roept jullie Heer aan in nederigheid en (met) zachtheid. Voorwaar, Hij houdt niet van de overtreders. -56- En zaait geen verderf op aarde na de verbetering ervan (door de aanwezigheid van de Profeet) en roept Hem aan, (Zijn bestraffing) vrezend en (Zijn barmhartigheid) begerend. Voorwaar, Allaah’s barmhartigheid is dicht bij de weldoeners.” (Aayah: 7/55-56).
Ook zegt Hij subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَإِذَا سَأَلَكَ عِبَادِي عَنِّي فَإِنِّي قَرِيبٌ أُجِيبُ دَعْوَةَ الدَّاعِ إِذَا دَعَانِ فَلْيَسْتَجِيبُوا لِي وَلْيُؤْمِنُوا بِي لَعَلَّهُمْ يَرْشُدُونَ﴾ (البقرة:186)
“En wanneer Mijn dienaren jou (O Muhammed) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeekt. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste leiding volgen.” (Aayah: 2/186).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَلا تَدْعُ مَعَ اللَّهِ إِلَهاً آخَرَ لا إِلَهَ إِلَّا هُوَ ﴾ (القصص: من الآية88)
“En roep geen andere god aan naast Allaah. Er is geen god dan Hij.”
(Aayah: 28/88).
Het bewijs daarvan uit de Sunnah:
وعن أبي هريرة قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: »“من لم يسأل الله يغضب عليه”«. رواه الترمذي، والبخاري في الأدب المفرد.
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: «“De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Al wie Allaah niet smeekt, Hij zal op hem toornen.”»[6].
Ook de hadieth waarin de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam tegen 3abdu-llaah ibn 3abbaas radiya-llaahu 3anhumaa zegt: “en als jij vraagt, voorwaar, vraag Allaah…”[7].
· Al-khawf (angst) en al-khashyah (ontzag)
De moslimdienaar hoort angst te hebben van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa en Zijn bestraffing. Zoals we eerder vernomen hebben, dient dit als waarschuwing voor de moslim om geen zonde te begaan. Volmaakte khashyah en of khawf heeft men wanneer degene die gevreesd wordt, niet op hetzelfde plek aanwezig is, en men als nog denkt dat diegene hem kan zien.[8] Vandaar dat de moslimdienaar, op deze wijze slechts jegens Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa ontzag moet hebben en op deze wijze slechts Hem moet vrezen, omdat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa de Enige is Die Alwetend en Alziend is over Zijn dienaren. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿َلا تَخْشَوُا النَّاسَ وَاخْشَوْنِ ﴾ (المائدة: من الآية44)
“Vreest daarom niet de mensen maar vreest Mij” (Aayah: 5/44).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa over de gelovigen:
﴿إِنَّ الَّذِينَ هُمْ مِنْ خَشْيَةِ رَبِّهِمْ مُشْفِقُونَ﴾ (المؤمنون:57)
“Voorwaar, degenen van hen die bedacht zijn vanwege hun ontzag voor Allaah.” (Aayah: 23/57).
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zegt in een hadieth die door aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu is overgeleverd: «“Een man die wegens ontzag jegens Allaah heeft gehuild, zal het hellevuur niet binnentreden, tenzij de melk zich in de uier terugkeert.”»[9].
Het ontzag jegens en de angst van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa komt voort uit het geloof in Zijn geweldigheid, kracht en macht, en in het geloof in het hellevuur dat Allaah gereed heeft gemaakt voor degenen die Hem niet gehoorzamen. En om in deze zaken te geloven moet men erover kennis hebben. Zodoende hoort degene die meer kennis daarover bezit, Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa meer te vrezen en ontzag jegens Hem te hebben. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿إِنَّمَا يَخْشَى اللَّهَ مِنْ عِبَادِهِ الْعُلَمَاءُ﴾ (فاطر: من الآية28)
“Voorwaar, het zijn slechts de bezitters van kennis onder Zijn dienaren die Allaah vrezen.” (Aayah: 35/28).
Zo zegt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam in een hadieth die Anas ibn Maalik radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald: «“en bij Allaah, voorzeker, ik ben zeker de meest vrezende onder jullie van Allaah en heb onder jullie de meeste taqwaa jegens Hem.”»[10].[11]
· Al-khushoe3 (de ootmoedigheid) en al-khudoe3 (de onderdanigheid)
Al-khushoe3 en al-khudoe3 zijn twee aanbiddingen die ook slechts naar Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa gericht dienen te worden, waarbij de dienaar de Enige God en Heer vereert, en zichzelf voor Hem vernedert. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿قَدْ أَفْلَحَ الْمُؤْمِنُونَ (1) الَّذِينَ هُمْ فِي صَلاتِهِمْ خَاشِعُونَ (2)﴾ (المؤمنون: الآية:1-2)
“-1- Waarlijk, de gelovigen slagen. -2- Degenen die nederig zijn in hun Salaah.” (Aayah: 23/1-2).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَيَخِرُّونَ لِلْأَذْقَانِ يَبْكُونَ وَيَزِيدُهُمْ خُشُوعاً﴾ (الاسراء:109)
“En zij vallen op hun gezichten neer, terwijl zij huilen, en het vermeerdert hun ootmoed (voor Allaah).” (Aayah: 17/109).
· A-ttawakkul (vertrouwen op)
A-ttawakkul is dat het hart de hoop en het vertrouwen op Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa vestigt, en Hem vertrouwt, en gelooft dat Hij subhaanahu wa-ta3aalaa hem volstaat in hetgeen hij wil bereiken. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَعَلَى اللَّهِ فَتَوَكَّلُوا إِنْ كُنْتُمْ مُؤْمِنِينَ﴾ (المائدة: من الآية23)
“En stelt jullie vertrouwen op Allaah, indien jullie gelovigen zijn.” (Aayah: 5/23).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَعَلَى اللَّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ﴾ (آل عمران: من الآية122)
“En laten de gelovigen op Allaah vertrouwen.” (Aayah: 3/122).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَلِلَّهِ غَيْبُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَإِلَيْهِ يُرْجَعُ الْأَمْرُ كُلُّهُ فَاعْبُدْهُ وَتَوَكَّلْ عَلَيْهِ﴾ (هود: من الآية123)
“En aan Allaah behoort het onwaarneembare van de hemelen en de aarde en tot Hem keren alle dingen terug. Aanbid daarom Hem en vertrouw op Hem.” (Aayah: 11/123).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿ وَمَنْ يَتَوَكَّلْ عَلَى اللَّهِ فَهُوَ حَسْبُهُ﴾ (الطلاق: من الآية3)
“En (voor) wie op Allaah vertrouwt, is Hij voldoende.” (Aayah: 65/3).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿أَلَيْسَ اللَّهُ بِكَافٍ عَبْدَهُ﴾ (الزمر: من الآية36)
“Is Allaah niet voldoende voor Zijn dienaar?!” (Aayah: 39/36).
En nog vele andere verzen.
Het vertrouwen op Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa komt voort uit het geloven in al-Qadar die Allaah vijftigduizend jaar voor het scheppen van de hemelen en de aarde bepaald heeft.
عَنْ أَبِي حَفْصَةَ قَالَ: قَالَ عُبَادَةُ بْنُ الصَّامِتِ لِابْنِهِ يَا بُنَيَّ إِنَّكَ لَنْ تَجِدَ طَعْمَ حَقِيقَةِ الْإِيمَانِ حَتَّى تَعْلَمَ أَنَّ مَا أَصَابَكَ لَمْ يَكُنْ لِيُخْطِئَكَ وَمَا أَخْطَأَكَ لَمْ يَكُنْ لِيُصِيبَكَ سَمِعْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يَقُولُ إِنَّ أَوَّلَ مَا خَلَقَ اللَّهُ الْقَلَمَ فَقَالَ لَهُ اكْتُبْ قَالَ رَبِّ وَمَاذَا أَكْتُبُ قَالَ اكْتُبْ مَقَادِيرَ كُلِّ شَيْءٍ حَتَّى تَقُومَ السَّاعَةُ يَا بُنَيَّ إِنِّي سَمِعْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يَقُولُ مَنْ مَاتَ عَلَى غَيْرِ هَذَا فَلَيْسَ مِنِّي.” رواة أبو داود والطبراني، وصححه الألباني.
Aboe Hafsah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “3ubaadah ibn a-Ssaamit radiya-llaahu 3anhu heeft tegen zijn zoon gezegd: «“O mijn zoon, voorzeker, je zult de smaak van de ware Iemaan niet proeven, totdat je weet dat hetgeen wat jou getroffen heeft, jou nimmer zou mislopen. En dat hetgeen wat jou mislopen is, jou nimmer zou treffen. Ik heb de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam horen zeggen: “Voorzeker het eerste wat Allaah heeft geschapen, is de pen. Vervolgens zei Hij tegen hem: “Schrijf!” Hij zei: “O mijn Heer wat moet ik schrijven?” Hij subhaanahu wa-ta3aalaa zei: “Schrijf de beschikkingen van alle zaken totdat het Uur zal aanbreken.” O mijn zoon, voorzeker, ik heb de Boodschapper van Allaah horen zeggen: “Al wie sterft terwijl hij iets anders (gelooft), voorwaar, hij behoort niet tot mij.”»[12].
Ook komt a-ttawakkul voort uit het geloven in de barmhartigheid van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
عنْ عُمَرَ بْنِ الْخَطَّابِ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُ: “قُدِمَ عَلَى النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ [بِـ]سَبْيٍ فَإِذَا امْرَأَةٌ مِنْ السَّبْيِ قَدْ تَحْلُبُ ثَدْيَهَا تَسْقِي إِذَا وَجَدَتْ صَبِيًّا فِي السَّبْيِ أَخَذَتْهُ فَأَلْصَقَتْهُ بِبَطْنِهَا وَأَرْضَعَتْهُ، فَقَالَ لَنَا النَّبِيُّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: “أَتُرَوْنَ هَذِهِ طَارِحَةً وَلَدَهَا فِي النَّارِ؟” قُلْنَا: “لَا وَهِيَ تَقْدِرُ عَلَى أَنْ لَا تَطْرَحَهُ.” فَقَالَ: “لَلَّهُ أَرْحَمُ بِعِبَادِهِ مِنْ هَذِهِ بِوَلَدِهَا.” متفق عليه.
3umar ibn al-Khattaab radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: «“Er werd (een groep) krijgsgevangenen naar de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gebracht. Voorwaar, er was een vrouw onder de krijgsgevangenen die haar borst melkte, om te drinken te geven. Als zij een kind onder de krijgsgevangenen vond, nam ze hem, hield hem tegen haar buik aan en liet hem zogen. Daarop zei de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam: “Denken jullie dat deze (vrouw) haar kind in het vuur zou smijten?” Wij zeiden: “Nee, (niet) als zij in staat is om hem niet erin te smijten.” Waarop hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Voorzeker, Allaah is barmhartiger met Zijn dienaren, dan deze (vrouw) met haar kind.”»[13].
Ook komt a-ttawakkul voort uit het geloven in de heerschappij van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
عن عمر بن الخطاب رضي الله عنه ، أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال: «لَوْ أَنَّكُمْ تَتَوَكَّلُونَ عَلَى اللَّهِ حَقَّ تَوَكُّلِهِ لَرَزَقَكُمْ كَمَا يَرْزُقُ الطَّيْرَ تَغْدُو خِمَاصًا وَتَرُوحُ بِطَانًا.» رواه الترمذي وابن ماجة وأحمد والحاكم والطيالسي، وصححه الألباني.
3umar ibn al-Khattaab radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Als jullie waarlijk op Allaah zullen vertrouwen, dan zal Hij jullie voorzien zoals Hij de vogels voorziet. Ze vertrekken (in de ochtend) met een lege maag, en keren terug met een volle maag.”»[14].
Een aantal aspecten die a-ttawakkul van de moslimdienaar doen vervolmaken zijn onder andere: het verlaten van het vragen om een ruqyah en het verlaten van het geloven in slechte voortekens.
عَنْ ابْنِ عَبَّاسٍ أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ قَالَ: “يَدْخُلُ الْجَنَّةَ مِنْ أُمَّتِي سَبْعُونَ أَلْفًا بِغَيْرِ حِسَابٍ هُمْ الَّذِينَ لَا يَسْتَرْقُونَ وَلَا يَتَطَيَّرُونَ وَعَلَى رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ.” متفق عليه.
3abdu-llaah ibn 3abbaas radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald, dat de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Er treden onder mijn gemeenschap zeventigduizend, zonder berechting het paradijs binnen. Het zijn degenen die niet (anderen) om ruqyah[15] vragen, en niet aan Tiyarah[16] doen, en op hun Heer vertrouwen.”»[17].
Ondanks het feit dat het toegestaan is voor de moslim om zijn broeder te vragen ruqyah bij hem te verrichten, is het in strijd met de volmaking van het vertrouwen op Allaah, wegens het feit dat de vrager een bepaalde wanhoop heeft, dat wanneer hij ruqyah bij zichzelf doet, het niet werkt.
Tevens is a-ttiyarah in strijd met het vertrouwen op Allaah, wegens het feit dat men gelooft dat een schepping en of een schepsel van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa invloed heeft op de beschikking.
عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ عَمْرٍو قَالَ: قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: “مَنْ رَدَّتْهُ الطِّيَرَةُ مِنْ حَاجَةٍ فَقَدْ أَشْرَكَ.” قَالُوا يَا رَسُولَ اللَّه:ِ” مَا كَفَّارَةُ ذَلِكَ؟” قَالَ: “أَنْ يَقُولَ أَحَدُهُمْ اللَّهُمَّ لَا خَيْرَ إِلَّا خَيْرُكَ وَلَا طَيْرَ إِلَّا طَيْرُكَ وَلَا إِلَهَ غَيْرُكَ.” رواه أحمد والبيهقي في شعب الإيمان، وصححه الإمامان: أحمد شاكر والألباني.
3abdu-llaah ibn 3amr radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: «“Al wie door a-Ttiyarah van een behoefte wordt onthouden, voorzeker, hij heeft shirk begaan.” Zij zeiden: “O Boodschapper van Allaah, wat is daarvoor de kaffaarah[18]?” Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “(Het is) dat diegene zegt: “O Allaah er is geen goedheid, behalve Uw goedheid, en er is geen beschikking behalve Uw beschikking, en er is geen God behalve U.”»[19].
In deze hadieth maakt de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam duidelijk dat wanneer de dienaar wegens pessimisme zich onthoudt om zijn behoefte te bevredigen, hij in deze aanbidding shirk begaat, wegens het feit dat hij zijn werken baseert op slechte voortekens.
Opmerkelijk is dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam niet zegt: “hebt of verricht geen tiyarah.” Dit is wegens het feit dat a-ttiyarah een gevoel is wat bij eenieder voor kan komen, zelfs bij de metgezellen radiya-llaahu 3anhum. Echter hoort de moslim dat gevoel te doen laten verdwijnen middels het opwekken van zijn geloof in en het vertrouwen op Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa. Indien men als nog zijn zaken op dat gevoel bouwt wordt er shirk gepleegd wegens het bouwen en vertrouwen op iets anders naast Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa.
عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ مَسْعُودٍ، عَنْ رَسُولِ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ قَالَ: “الطِّيَرَةُ شِرْكٌ الطِّيَرَةُ شِرْكٌ.” ثَلَاثًا (قال ابن مسعود): “وَمَا مِنَّا إِلَّا وَلَكِنَّ اللَّهَ يُذْهِبُهُ بِالتَّوَكُّلِ.” رواه أبو داود واللفظ له، والترمذي وابن حبان، وصححه الألباني.
3abdu-llaah ibn Mas3oed radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei dat de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“A-Ttiyarah is een shirk, a-ttiyarah is een shirk.” Driemaal. [Er is niemand onder ons of (hij begaat a-ttiyarah), echter laat Allaah het vergaan middels a-ttawakkul.][20]”»[21].
· A-Rradjaa’ (hoop)
A-rradjaa’ is het antoniem van wanhoop. De monotheïst mag te nimmer wanhopen aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa. Zodoende komt a-rradjaa’ voort uit het geloven in Zijn barmhartigheid en vergevensgezindheid, en het hebben van een hoge dunk van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿ فَمَنْ كَانَ يَرْجُوا لِقَاءَ رَبِّهِ فَلْيَعْمَلْ عَمَلاً صَالِحاً وَلا يُشْرِكْ بِعِبَادَةِ رَبِّهِ أَحَداً ﴾ (الكهف: من الآية110)
“Wie dan hoopt op de ontmoeting met zijn Heer: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen.” (Aayah:18/110).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿ إِنَّ الَّذِينَ لا يَرْجُونَ لِقَاءَنَا وَرَضُوا بِالْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَاطْمَأَنُّوا بِهَا وَالَّذِينَ هُمْ عَنْ آيَاتِنَا غَافِلُونَ ﴾ (يونس:7)
“Voorwaar, degenen die de ontmoeting met Ons niet verwachten en die tevreden zijn met het wereldse leven en die zich er gerust in voelen en zij die achteloos tegenover Onze tekenen staan.” (Aayah: 10/7).
Zodoende zullen degenen die hun hoop op Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa hebben gevestigd, gedreven worden om in het wereldse Hem te gehoorzamen en het goede te verrichten. Echter zullen degenen die geen hoop op Allaah gevestigd hebben, hun hoop op het waarneembare wereldse vestigen waardoor zij zich erin tevreden en gerust voelen, en daardoor Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa ongehoorzaam zijn.
عن واثلة بن الأسقع رصي الله عنه، قال : سمعت رسول الله صلى الله عليه وسلم يقول : « قال الله تبارك وتعالى : أَنَا عِنْدَ ظَنِّ عَبْدِي بِي فَلْيَظُنَّ بِي مَا شَاءَ.» رواه أحمد والحاكم والطبراني والبيهقي وابن حبان، وصححه الألباني.
Waathilah ibn al-Asqa3 heeft verhaald, hij zei: “Ik heb de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam horen zeggen: «“Allaah geprezen en verheven zij Hij zei: “Ik behandel Mijn dienaar al naargelang hoe hij over mij denkt, laat hem denken wat hij wil over mij.”»[22].
Deze hadieth bewijst dat wanneer de dienaar het goede over Allaah denkt, en geen wanhoop heeft in zijn Barmhartigheid en vergevensgezindheid, Allaah hem al naargelang zijn hoop in Hem, voorziet, gunt, vergeeft, en leidt. En vice versa.
عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُ قَالَ: سَمِعْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يَقُولُ: “إِنَّ اللَّهَ خَلَقَ الرَّحْمَةَ يَوْمَ خَلَقَهَا مِائَةَ رَحْمَةٍ فَأَمْسَكَ عِنْدَهُ تِسْعًا وَتِسْعِينَ رَحْمَةً وَأَرْسَلَ فِي خَلْقِهِ كُلِّهِمْ رَحْمَةً وَاحِدَةً فَلَوْ يَعْلَمُ الْكَافِرُ بِكُلِّ الَّذِي عِنْدَ اللَّهِ مِنْ الرَّحْمَةِ لَمْ يَيْئَسْ مِنْ الْجَنَّةِ وَلَوْ يَعْلَمُ الْمُؤْمِنُ بِكُلِّ الَّذِي عِنْدَ اللَّهِ مِنْ الْعَذَابِ لَمْ يَأْمَنْ مِنْ النَّارِ.” رواه البخاري.
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “Ik heb de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam horen zeggen: «“Voorzeker, Allaah heeft op de dag waarop hij de barmhartigheid geschapen heeft, die in honderd (delen) geschapen. Voorwaar, Hij behield bij Hem negenennegentig (delen van) barmhartigheid, en stuurde onder Zijn gehele schepping één (deel van) barmhartigheid. Voorwaar, zou de ongelovige weet hebben van al hetgeen wat zich bij Allaah aan barmhartigheid bevindt, dan zou hij niet in het paradijs wanhopen. En zou de gelovige al hetgeen weten wat zich bij Allaah aan bestraffing bevindt, dan zou hij zich niet veilig (voelen) tegenover het hellevuur.”»[23].
· Al-inaabah (de terugkeer)
Al-inaabah is de terugkeer tot Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, en het tonen van berouw, nadat men een zonde begaan heeft. Dit is een aanbidding die Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa Zijn dienaren voorgeschreven heeft om de band intact te houden, en zodat de dienaar zijn nederigheid, afhankelijkheid en onderdanigheid aan Zijn God toont. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَأَنِيبُوا إِلَى رَبِّكُمْ وَأَسْلِمُوا لَهُ مِنْ قَبْلِ أَنْ يَأْتِيَكُمُ الْعَذَابُ ثُمَّ لا تُنْصَرُونَ﴾ (الزمر:54)
“En keert terug tot jullie Heer, en geeft jullie over aan Hem voordat de bestraffing tot jullie komt waarna jullie niet geholpen worden.” (Aayah: 39/54).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَالَّذِينَ اجْتَنَبُوا الطَّاغُوتَ أَنْ يَعْبُدُوهَا وَأَنَابُوا إِلَى اللَّهِ لَهُمُ الْبُشْرَى فَبَشِّرْ عِبَادِ﴾ (الزمر:17)
“En degenen die het aanbidden van de Taaghoet vermijden en die terugkeren tot Allaah; voor hen is er een verheugende tijding. Verheug daarom Mijn dienaren.” (Aayah: 39/17).
عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ قَالَ: قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: “وَالَّذِي نَفْسِي بِيَدِهِ لَوْ لَمْ تُذْنِبُوا لَذَهَبَ اللَّهُ بِكُمْ وَلَجَاءَ بِقَوْمٍ يُذْنِبُونَ فَيَسْتَغْفِرُونَ اللَّهَ فَيَغْفِرُ لَهُمْ.” رواه مسلم.
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Bij Degene Die mijn ziel in Zijn hand heeft, als jullie niet zouden zondigen, dan zou Allaah jullie laten vergaan, en met een ander volk komen, dat zondigt, en vervolgens Allaah om vergiffenis vraagt, waarop Hij hen vergeeft.”»[24].
· Al-Isti3aanah (het vragen om hulp) en al-Istighaathah (het vragen om hulp bij nood)
Elk verzoek dat gepaard gaat met volmaakte liefde en volmaakte ontzag is een aanbidding die slechts naar Allaah gericht dient te worden. Bovendien zijn al-isti3aanah en al-istighaathah twee soorten smeekbeden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿ إِيَّاكَ نَعْبُدُ وَإِيَّاكَ نَسْتَعِينُ ﴾ (الفاتحة: 5)
“U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp.” (Aayah: 1/1-5).
Ook zei de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam tegen 3abdu-llaah ibn 3abbaas radiya-llaahu 3anhumaa: «“En als jij om hulp vraagt, voorwaar, vraag dan Allaah om hulp.”»
De geleerden van ahlu-ssunnah zijn het erover eens dat de dienaar niet een ander schepsel om hulp mag vragen, als dat schepsel daartoe niet in staat is. Wanneer dat wel plaats vindt, dan wordt dat schepsel naast Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa aanbeden, en wordt daarmee shirk gepleegd.
Daarenboven is het ook niet goed om in de eerste plaats het schepsel om hulp te vragen, al is hij in staat om te helpen, omdat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa Degene is Die dit schepsel de kracht geeft om te bewegen, en de kunde geeft om te kunnen helpen. Zodoende zeggen de geleerden: “De hulp van een schepsel aan een ander schepsel, is als de hulp van een gevangene aan een gevangene, of net als de hulp van een drenkeling aan een drenkeling.”
· Al-Isti3aadhah (toevlucht zoeken)
Al-isti3aadhah is ook een aanbidding waarin de dienaar zich slechts tot Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa moet wenden, en niet tot een djinn, graf of een andere schepping van Allaah. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa vertelt over de tijd van al-djaahiliyyah, waarin de mensen toevlucht zochten bij de djinn, wanneer zij een afgelegen plek of dal wilden belopen. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَأَنَّهُ كَانَ رِجَالٌ مِنَ الْأِنْسِ يَعُوذُونَ بِرِجَالٍ مِنَ الْجِنِّ فَزَادُوهُمْ رَهَقاً﴾ (الجـن:6)
“En dat er mannen onder de mensen waren die toevlucht zochten bij mannen onder de djinns, wat hun zondigheid vermeerderde.” (Aayah: 72/6).
Allaah is namelijk de Enige Die Zijn schepselen van het kwaad kan behoeden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَإِمَّا يَنْزَغَنَّكَ مِنَ الشَّيْطَانِ نَزْغٌ فَاسْتَعِذْ بِاللَّهِ إِنَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ﴾ (لأعراف:200)
“En wanneer een influistering van de shaytaan jou ingefluisterd wordt, zoek dan je toevlucht bij Allaah. Voorwaar, Hij is Alhorend, Alwetend.”
(Aayah: 7/200).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿قُلْ أَعُوذُ بِرَبِّ الْفَلَقِ (1) مِنْ شَرِّ مَا خَلَقَ﴾ (الفلق:1-2)
“Zeg: “Ik zoek bescherming bij de Heer der dageraad. -2- Tegen het kwaad dat Hij geschapen heeft.” (Aayah: 113/1-2).
En nog vele andere verzen.
· A-dhabh (slachten)
Het slachten van een dier voor Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa is ook een vorm van aanbidding, bijvoorbeeld aan het einde van al-Hadj, het offer tijdens 3iedu-l-Adhaa (offerfeest) of al-3aqieqah (geboortefeest). Zo zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ﴾ (الكوثر:2)
“Voorwaar, verricht de Salaah voor jouw Heer en slacht offerdieren.”
(Aayah: 108/2).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿قُلْ إِنَّ صَلاتِي وَنُسُكِي وَمَحْيَايَ وَمَمَاتِي لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ﴾ (الأنعام:162)
“Zeg (o Muhammed): “Voorzeker, mijn gebed en mijn slachting en mijn leven en mijn sterven, zijn opgedragen aan Allaah de Heer der werelden.”
(Aayah: 6/62).
Zodoende mag deze vorm van aanbidding ook niet naar iemand anders gericht worden, zoals een graf, een geliefde van Allaah, een steen, enz…
3alie ibn aboe Taalib verhaald, hij zei: «“De Boodschapper salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: “Allaah vervloekt al wie slacht voor iets anders dan Allaah.”»[25].
· A-nnadhr (de gelofte)
a-nnadhr is een plechtige toezegging aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, waarbij de dienaar zich vrijwillig tot een offer of tot een zekere handeling verbindt. Ook deze vorm van aanbidding dient slechts naar Allaah gericht te worden.
a-nnadhr is in de Islaam een zaak die de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam verboden heeft, wegens het feit dat het een vorm van gierigheid is.
عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ عُمَرَ رضي الله عنه: نَهَى النَّبِيُّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ عَنْ النَّذْرِ، وَقَالَ: “إِنَّهُ لَا يَرُدُّ شَيْئًا وَلَكِنَّهُ يُسْتَخْرَجُ بِهِ مِنْ الْبَخِيلِ.” رواه البخاري.
3abdu-llaah ibn 3umar radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald, hij zei: «“De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft a-nnadhr verboden, en hij zei: “Voorzeker het weerhoudt niets, echter wordt ermee uit de gierigaard onttrokken.”»[26].
Echter wanneer iemand uit onwetendheid een gelofte heeft gedaan, is hij verplicht die na te komen, als het geen ongehoorzaamheid aan Allaah inhoudt.
عَنْ عَائِشَةَ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهَا، َنْ النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ قَالَ: “مَنْ نَذَرَ أَنْ يُطِيعَ اللَّهَ فَلْيُطِعْهُ وَمَنْ نَذَرَ أَنْ يَعْصِيَهُ فَلَا يَعْصِهِ.” رواه البخاي.
3aa’ishah radiya-llaahu 3anhaa heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Al wie een gelofte gedaan heeft dat hij Allaah zou gehoorzamen, voorwaar, laat hem Allaah gehoorzamen. En al wie een gelofte heeft gedaan dat hij Allaah ongehoorzaam zou zijn, voorwaar, laat hem Allaah niet ongehoorzaam zijn.”»[27].
Met deze soort Tawhied zijn alle boodschappers gestuurd. Vanaf Noeh 3alayhi-ssalaam tot en met onze Boodschapper en Profeet Muhammed salla-llaahu 3alayhi wa-sallam. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَلَقَدْ بَعَثْنَا فِي كُلِّ أُمَّةٍ رَسُولاً أَنِ اعْبُدُوا اللَّهَ وَاجْتَنِبُوا الطَّاغُوتَ﴾ (النحل: من الآية36)
“En voorzeker, Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper onder hen gezonden (die zei:) “Aanbidt Allaah en houdt afstand van Taaghoet[28]·” (Aayah: 16/36).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَمَا أَرْسَلْنَا مِنْ قَبْلِكَ مِنْ رَسُولٍ إِلَّا نُوحِي إِلَيْهِ أَنَّهُ لا إِلَهَ إِلَّا أَنَا فَاعْبُدُونِ﴾ (الانبياء:25)
“En Wij stuurden niet één van de boodschappers vóór jou, of Wij openbaarden aan hem dat er geen andere God dan Ik is, aanbidt Mij daarom.” (Aayah: 21/25).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿لَقَدْ أَرْسَلْنَا نُوحاً إِلَى قَوْمِهِ فَقَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُوا اللَّهَ مَا لَكُمْ مِنْ إِلَهٍ غَيْرُهُ إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ﴾ (الأعراف:59)
“Voorzeker, Wij zonden Noeh tot zijn volk en hij zei: “O mijn volk, aanbidt Allaah, er is geen god dan Hij: voorwaar, ik vrees voor jullie de bestraffing van een geweldige Dag.” (Aayah: 7/59).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿إِنَّا أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ كَمَا أَوْحَيْنَا إِلَى نُوحٍ وَالنَّبِيِّينَ مِنْ بَعْدِهِ وَأَوْحَيْنَا إِلَى إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ وَالْأَسْبَاطِ وَعِيسَى وَأَيُّوبَ وَيُونُسَ وَهَارُونَ وَسُلَيْمَانَ وَآتَيْنَا دَاوُدَ زَبُوراً﴾ (النساء:163)
“Voorwaar, Wij hebben aan jou geopenbaard zoals Wij aan Noeh en de profeten na hem openbaarden. En Wij openbaarden aan Ibraahiem en Ismaa3iel en Ishaaq en Ya3qoeb en de kinderen (van Ya3qoeb) en 3iesaa en Ayyoeb en Yoenus en Haaroen en Soelaymaan. En Wij gaven Daawoed de Zaboer (Psalmen).” (Aayah: 4/163).
En nog vele andere verzen die bewijzen dat Allaah boodschappers naar ongelovige volkeren heeft gestuurd, om de aanbidding van de schepselen die gericht is aan de schepselen, te niet te doen middels de aanbidding van de schepselen die gericht is naar de Schepper der schepselen: Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa.[29]
[1] “Vergoddelijken” betekent: goddelijke eigenschappen toekennen.
[2] Eén van de bewijzen hiervoor is de uitspraak van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿وَهُوَ اللَّهُ فِي السَّمَاوَاتِ وَفِي الْأَرْضِ ﴾ (الأنعام: من الآية3)
“En Hij is Allaah in de hemelen en op de aarde.” (Aayah: 6/3).
En een andere uitspraak van Hem subhaanahu wa-ta3aalaa die het vorige vers uitlegt:
﴿وَهُوَ الَّذِي فِي السَّمَاءِ إِلَهٌ وَفِي الْأَرْضِ إِلَهٌ ﴾ (الزخرف:84)
“En Hij is Degene Die de God in de hemel is en de God op aarde is.” (Aayah: 43/84).
Hieromtrent is er bij de geleerden een geschil. Sommigen geleerden zeggen dat de naam ‘Allaah’ niet afgeleid is, terwijl anderen zeggen van wel. De juiste mening is hierboven vermeld. Tevens is het de mening van o.a.: imaam a-Ttabarie, imaam ibn Taymiyyah, imaam ibn Kathier, imaam ibn al-Qayyim en imaam ibn 3uthaymien rahimahumu-llaah. Echter zijn alle geleerden van ahlu-ssunnah het eens dat de namen van Allaah tawqiefiyyah zijn; (een zaak die niet vastgelegd kan worden zonder de voorschrijving van Allaah).
[3] Zie voor meer uitleg omtrent dit onderwerp, de vragen: 51 t/m 72.
[4] Zie voor informatie omtrent dit onderwerp, de vragen: 4 en 5.
[5] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam aboe Daawoed en imaam a-Ttirmidhie en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[6] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttirmidhie en imaam al-Bukhaarie in zijn boek: ‘Al-Adab al-mufrad’, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[7] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttirmidhie, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[8] Zie voor een praktisch voorbeeld de uitleg van vraag 5.
[9] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttirmidhie en imaam al-Haakim, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[10] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.
[11] Dit is een tekstgedeelte uit een langere hadieth.
[12] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam aboe Daawoed en imaam a-Ttabaraanie, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[13] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.
[14] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttirmidhie, imaam ibn Maadjah, imaam Ahmad, imaam al-Haakim en imaam a-Ttayaalisie, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[15] ‘Ruqyah’ is een medicatiemiddel, waarbij de Qur’aan en smeekbedes gebruikt worden, opdat getracht wordt de genezing van de desbetreffende ziekte, bij Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa te behalen.
[16] ‘Tiyarah’ is bijgeloof, ofwel pessimisme, waarbij men slechte voortekens krijgt en of een sombere verwachting heeft t.a.v. een bepaald geval. Letterlijk in het Arabisch komt het van a-ttatayyur; een bijgeloof waarbij de Arabieren in de tijd van al-Djaahiliyyah, alvorens zij op reis gingen, vogels lieten vliegen. Als de desbetreffende vogel naar links vloog, was het voor hen een slecht voorteken en gingen ze niet op reis. En als de vogel naar rechts vloog, was het voor hen een goed voorteken en gingen ze wel op reis.
[17] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.
[18] ‘Kaffaarah’ betekent: penitentie, en is een boetedoening in de vorm van gebeden of goede werken die Allaah voorgeschreven heeft.
[19] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Ahmad en imaam al-Bayhaqie, en is sahieh verklaard door imaam Ahmad Shaakir en imaam al-Albaanie.
[20] Hetgeen wat tussen rechte haken staat, is de uitspraak van ibn Mas3oed radiya-llaahu 3anhu. Hierover zijn vele hadiethgeleerden het eens, waaronder: imaam a-Ttirmidhie, imaam al-Bukhaarie en imaam ibn Hadjar al-3asqalaanie.
[21] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam aboe Daawoed, imaam a-Ttirmidhie en imaam ibn Hibbaan, en sahieh verklaard door imaam Al-Baanie.
[22] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam Ahmad, imaam al-Haakim, imaam a-Ttabaraanie, imaam al-Bayhaqie en imaam ibn Hibbaan, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[23] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie.
[24] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam Muslim.
[25] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam Muslim.
[26] Sahieh, deze hadieth is o.a. overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie.
[27] Sahieh, deze hadieth is o.a. overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie.
[28] “Taaghoet” betekent letterlijk: degene die overschrijdt. Islamitisch betekent het: alles wat naast Allaah aanbeden wordt.
[29] Zie voor meer over dit onderwerp vraag 16.