Antwoord: Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا الْيَهُودَ وَالنَّصَارَى أَوْلِيَاءَ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاءُ بَعْضٍ وَمَنْ يَتَوَلَّهُمْ مِنْكُمْ فَإِنَّهُ مِنْهُمْ إِنَّ اللَّهَ لا يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ﴾ (المائدة: من الآية51)
“O jullie die geloven! Neemt niet de Joden en de Christenen als beschermers, zij beschermen elkaar. En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar, hij behoort tot hen. Voorwaar, Allaah leidt het onrechtvaardige volk niet.” (Aayah: 5/51).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿إِنَّمَا وَلِيُّكُمُ اللَّهُ وَرَسُولُهُ وَالَّذِينَ آمَنُوا الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلاةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُمْ رَاكِعُونَ﴾ (المائدة:55)
“Voorwaar, jullie helpers zijn Allaah en Zijn Boodschapper en degenen die geloven, die de Salaah verrichten en de Zakaah geven, zij buigen zich nederig.” (Aayah: 5/55).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا آبَاءَكُمْ وَإِخْوَانَكُمْ أَوْلِيَاءَ إِنِ اسْتَحَبُّوا الْكُفْرَ عَلَى الْأِيمَانِ وَمَنْ يَتَوَلَّهُمْ مِنْكُمْ فَأُولَئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ﴾ (التوبة:23)
“O jullie die geloven, neemt jullie vaders en jullie broeders niet als leiders wanneer zij het ongeloof verkiezen boven het geloof. En wie van jullie hen tot leiders maakt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn.” (Aayah: 9/23).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿لا تَجِدُ قَوْماً يُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ يُوَادُّونَ مَنْ حَادَّ اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَلَوْ كَانُوا آبَاءَهُمْ أَوْ أَبْنَاءَهُمْ أَوْ إِخْوَانَهُمْ أَوْ عَشِيرَتَهُمْ أُولَئِكَ كَتَبَ فِي قُلُوبِهِمُ الْأِيمَانَ وَأَيَّدَهُمْ بِرُوحٍ مِنْهُ وَيُدْخِلُهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِنْ تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُمْ وَرَضُوا عَنْهُ أُولَئِكَ حِزْبُ اللَّهِ أَلا إِنَّ حِزْبَ اللَّهِ هُمُ الْمُفْلِحُونَ﴾ (المجادلة:22)
“Jij vindt geen volk dat in Allaah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allaah en Zijn Boodschapper tegenstreven bevriend, ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Hij het Geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem, en Hij doet hen Tuinen (het paradijs) binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwig levenden. Allaah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Zij zijn degenen die van de groep van Allaah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allaah is de winnaar.” (Aayah: 58/22).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا عَدُوِّي وَعَدُوَّكُمْ أَوْلِيَاءَ تُلْقُونَ إِلَيْهِمْ بِالْمَوَدَّةِ وَقَدْ كَفَرُوا بِمَا جَاءَكُمْ مِنَ الْحَقِّ يُخْرِجُونَ الرَّسُولَ وَإِيَّاكُمْ أَنْ تُؤْمِنُوا بِاللَّهِ رَبِّكُمْ إِنْ كُنْتُمْ خَرَجْتُمْ جِهَاداً فِي سَبِيلِي وَابْتِغَاءَ مَرْضَاتِي تُسِرُّونَ إِلَيْهِمْ بِالْمَوَدَّةِ وَأَنَا أَعْلَمُ بِمَا أَخْفَيْتُمْ وَمَا أَعْلَنْتُمْ وَمَنْ يَفْعَلْهُ مِنْكُمْ فَقَدْ ضَلَّ سَوَاءَ السَّبِيلِ﴾ (الممتحنة:1)
“O jullie die geloven! Neemt niet Mijn vijanden en jullie vijanden tot vrienden, aan wie jullie genegenheid[1] betonen. Waarlijk, zij geloofden niet in wat tot jullie is gekomen van de waarheid. Zij hebben de Boodschapper en jullie verdreven, omdat jullie in Allaah, jullie Heer, geloven. Als jullie uittrekken strijdend op Mijn weg, Mijn welbehagen zoekend (bevriend hen dan niet). Jullie verheimelijkten[2] jullie genegenheid voor hen, maar Ik weet het beste wat jullie verborgen hielden en wat jullie openbaar maakten. En wie van jullie dit doet: waarlijk, die is afgedwaald van de rechte weg.” (Aayah: 60/1).
Uitleg: ‘Al-muwaalaah’ betekent loyalisme, en komt van loyaliteit; letterlijk in het Arabisch vallen onder de term loyaliteit de volgende termen: liefde, vriendschap, bescherming, hulp, getrouwheid, verbintenis en steun.
‘Al-mu3aadaah’ is het antoniem van loyaliteit, en is vijandschap; letterlijk in het Arabisch vallen onder vijandschap de volgende termen: haat, verwerping, afstandelijkheid en distantie.
Technisch Islamitisch betekent loyalisme: loyaliteit jegens Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, Zijn Boodschapper salla-llaahu 3alayhi wa-sallam, de Islaam en de moslims naargelang hun gehoorzaamheid aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa.
Technisch Islamitisch betekent vijandschap: afschuw en afstandelijkheid jegens al hetgeen wat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa verafschuwt en het zich ervan distantiëren.
Al-muwaalaah betekent technisch Islamitisch: het loyalisme jegens Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa en Zijn Boodschapper Muhammed salla-llaahu 3alayhi wa-sallam en de wetgeving van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa en degenen die deze wetgeving volgen naargelang hun gehoorzaming eraan. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿إِنَّمَا وَلِيُّكُمُ اللَّهُ وَرَسُولُهُ وَالَّذِينَ آمَنُوا الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلاةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُمْ رَاكِعُونَ﴾ (المائدة:55)
“Voorwaar, jullie helpers zijn Allaah en Zijn Boodschapper en degenen die geloven, die de Salaah verrichten en de Zakaah geven, zij buigen zich nederig.” (Aayah: 5/55).
Al-muwaalaah kan na Allaah ook jegens de persoon en jegens de daad worden uitgericht. Echter wordt al-muwaalaah jegens beide aspecten in twee niveaus uitgericht, te weten: de innerlijke muwaalaah en de uiterlijke muwaalaah.
Al-muwaalaah jegens de persoon
Innerlijke muwaalaah jegens de persoon is o.a. de liefde en getrouwheid omwille van Allaah die jegens een persoon worden uitgericht.[3] De moslim hoort jegens elke moslim een basis van innerlijke muwaalaah uit te richten. Vervolgens hoort hij het jegens zijn broeder uit te richten naargelang zijn goede daden en zijn gehoorzaming aan Allaah. “Zodoende is het verboden voor de moslim om innerlijke loyalisme jegens een ongelovige uit te richten, in de vorm van liefde of getrouwheid wegens zijn persoon. Als hij dit wel doet heeft hij zijn verplichte Geloof geschonden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آَمَنُوا لَا تَتَّخِذُوا بِطَانَةً مِنْ دُونِكُمْ لَا يَأْلُونَكُمْ خَبَالًا وَدُّوا مَا عَنِتُّمْ قَدْ بَدَتِ الْبَغْضَاءُ مِنْ أَفْوَاهِهِمْ وَمَا تُخْفِي صُدُورُهُمْ أَكْبَرُ قَدْ بَيَّنَّا لَكُمُ الْآَيَاتِ إِنْ كُنْتُمْ تَعْقِلُونَ﴾ (آل عمران 118)
“O jullie die geloven, neemt geen vertrouwelingen van buiten jullie (kring): zij zullen jullie voortdurend schade berokkenen, zij wensen slechts dat jullie lijden. De vijandschap is duidelijk geworden door wat er uit hun monden voortkomt, en wat hun harten verbergen is nog erger. Voorzeker, Wij hebben de tekenen voor jullie duidelijk gemaakt, als jullie begrijpen.” (Aayah: 3/118).
Echter wanneer de moslim innerlijke loyalisme jegens de ongelovige uitricht wegens zijn ongeloof, schend hij daarmee de basis van zijn Geloof, en treedt hij de Islaam uit.”[4]
Uiterlijke muwaalaah jegens de persoon is o.a. de steun, hulp, het verdedigen, het volgen in kennis en respect die jegens een persoon worden uitgericht naargelang zijn de goede daden die hij verricht.[5]
Al-muwaalaah jegens de daad
Innerlijke muwaalaah jegens de daad is het houden van alles waar Allaah van houdt en hem behaagd betreffende goede daden, beginnend bij het monotheïsme. Ook is het liefde voor de aanbidding van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, het volgen van Zijn voorschriften en het accepteren ervan. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَلَكِنَّ اللَّهَ حَبَّبَ إِلَيْكُمُ الْأِيمَانَ وَزَيَّنَهُ فِي قُلُوبِكُمْ﴾ (الحجرات: من الآية7)
“Maar Allaah heeft jullie doen houden van het Geloof en Hij heeft het mooi gemaakt in jullie harten” (Aayah: 49/7).
Uiterlijke muwaalaah jegens de daad is o.a. het verrichten van de goede daden, het gehoorzamen van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, het oordelen middels Zijn voorschriften, het verdedigen en ernaar oproepen.
Al-mu3aadaah betekent technisch Islamitisch: vijandelijkheid, afschuw en distantie jegens alles dat en iedereen die Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa en Zijn Boodschapper salla-llaahu 3alayhi wa-sallam verafschuwt en toornt. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿ قَدْ كَانَتْ لَكُمْ أُسْوَةٌ حَسَنَةٌ فِي إِبْرَاهِيمَ وَالَّذِينَ مَعَهُ إِذْ قَالُوا لِقَوْمِهِمْ إِنَّا بُرَآَءُ مِنْكُمْ وَمِمَّا تَعْبُدُونَ مِنْ دُونِ اللَّهِ كَفَرْنَا بِكُمْ وَبَدَا بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمُ الْعَدَاوَةُ وَالْبَغْضَاءُ أَبَدًا حَتَّى تُؤْمِنُوا بِاللَّهِ وَحْدَهُ﴾ (الممتحنة:4)
“Voorzeker, er is voor jullie een goed voorbeeld in Ibraahiem en degenen die met hem waren, toen zij tot hun volk zeiden: “Wij distantiëren ons van jullie en al wat jullie naast Allaah aanbidden. Wij geloven jullie niet en er is tussen ons en jullie vijandschap en haat ontstaan, voor altijd, tot jullie in Allaah, de Enige geloven.” (Aayah: 60/4).
Al-mu3aadaah kan ook jegens de persoon en jegens de daad worden uitgericht. Tevens wordt al-mu3aadaah jegens beide aspecten in twee dezelfde niveaus uitgericht.
Al-mu3aadaah jegens de persoon
Innerlijke mu3aadaah jegens de persoon is de haat, vijandschap en afschuw vanuit het hart omwille van Allaah opwekken jegens een persoon wegens zijn verloochening van Allaah en Zijn Boodschapper. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا عَدُوِّي وَعَدُوَّكُمْ أَوْلِيَاءَ﴾ (الممتحنة:1)
“O jullie die geloven! Neemt niet Mijn vijanden en jullie vijanden tot vrienden.”
(Aayah: 60/1).
Zo zijn er nog andere verzen die hetzelfde bewijzen en die we reeds in het boek behandeld hebben.[6]
De moslim is verplicht jegens elke ongelovige een basis van innerlijke mu3aadaah, wegens zijn ongeloof, uit te richten. Vervolgens hoort hij het jegens de ongelovige uit te richten naargelang zijn bestrijding van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa, Zijn Boodschapper salla-llaahu 3alayhi wa-sallam en de Islaam.[7] Tevens mag de moslim geen basis van mu3aadaah jegens elke moslim uitrichten. Echter is de moslim verplicht, een libertijne moslim te haten wegens de zonden die hij verricht en naargelang de zwaarte van die zonden.
Als het een gelovige is die een zonde pleegt, wordt hij geliefd wegens en naargelang zijn geloof en verafschuwd wegens en naargelang zijn zonde.
Uiterlijke mu3aadaah jegens de persoon is o.a. dat de moslim zich van elke ongelovige distantieert, niet als vertrouweling neemt, niet gehoorzaamt in ongehoorzaamheid aan Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa en niet imiteert zowel in zijn geloof, zijn gedachten als zijn uiterlijkheid.
Tevens mag de moslim zich niet distantiëren van zijn broeder, al is hij een libertijn en een zondaar, behalve wanneer hij vreest dat hij door hem negatief beïnvloed wordt, of zeker weet dat deze distantie zijn broeder zal doen weerhouden de zonden te plegen. De moslim is namelijk verplicht zijn broeder te adviseren, om hem van het hellevuur te weerhouden.
وعن أنس قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: ((“انصر أخاك ظالما أو مظلوما.” فقال رجل يا رسول الله: “أنصره مظلوما فكيف أنصره ظالما ؟” قال: “تمنعه من الظلم فذاك نصرك إياه.”)). متفق عليه.
Anas ibn Maalik radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Steun je broeder, ongeacht of hij onrechtvaardig is of degene is die onrecht lijdt.” Vervolgens zei een man: “O Boodschapper van Allaah, ik (weet hoe) ik hem steun als hij onrecht lijdt, maar hoe steun ik hem als hij de onrechtvaardige is?” Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Je weerhoudt hem van onrechtvaardigheid, voorwaar, dat is jou steun aan hem.”»[8]
Overigens mag deze mu3aadaah jegens de ongelovige, de moslim er niet toe leiden dat hij deze ongelovige onrechtvaardig, gewelddadig dan wel onrespectvol behandelt.[9]
Al-mu3aadaah jegens de daad
Innerlijke mu3aadaah jegens de daad is o.a. het verafschuwen van elke slechte daad die Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa verafschuwt, haat en toornt, beginnend bij het polytheïsme en eindigend bij de kleinste zonden. Dit behoort overigens tot de basis van het Geloof.[10] Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa heeft gezegd:
﴿ وَلَكِنَّ اللَّهَ حَبَّبَ إِلَيْكُمُ الْأِيمَانَ وَزَيَّنَهُ فِي قُلُوبِكُمْ وَكَرَّهَ إِلَيْكُمُ الْكُفْرَ وَالْفُسُوقَ وَالْعِصْيَانَ أُولَئِكَ هُمُ الرَّاشِدُونَ﴾ (الحجرات: من الآية7)
“Maar Allaah heeft jullie doen houden van het geloof en Hij heeft het mooi gemaakt in jullie harten en Hij heeft jullie een afkeer doen hebben van ongeloof, zware zonden en opstandigheid. Zij zijn degenen die het rechte pad volgen.” (Aayah: 49/7).
Uiterlijk mu3aadaah jegens de daad is o.a. het onthouden, tegenhouden, verbieden van en waarschuwen voor elke slechte daad die Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa verafschuwt, haat en toornt, beginnend bij het polytheïsme en eindigend bij de kleinste zonden.
Het belangrijkste kenmerk van het houden van Allaah is dat men omwille van Hem vrienden neemt, en omwille van Hem vijanden neemt.
عن عبد الله بن عباس رضي الله عنه أنه قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: » أوثق عرى الإيمان الموالاة في الله والمعاداة في الله والحب في الله والبغض في الله عز وجل«. رواه الطبراني وصححه الألباني.
3abdu-llaah ibn 3abbaas radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“Voorwaar, het meest hechte knoopsgat van het geloof[11] is loyalisme omwille van Allaah en vijandschap omwille van Allaah, en liefde omwille van Allaah en haat omwille van Allaah.”»[12]
De moslimdienaar dient namelijk vanwege zijn godsdienst alles wat Allaah hem voorgeschreven heeft, lief te hebben (beginnend bij het monotheïsme en eindigend bij hetgeen wat daaruit voortvloeit), en alles wat Allaah hem verbiedt te haten (beginnend bij het polytheïsme en eindigend bij alles wat daaruit voortvloeit).
Zodoende moet men zijn liefde voor de mensen naargelang hun handelen bepalen. Dat betekent dat hoe meer de moslim zich aan de voorschriften van Allaah houdt, en hoe meer goede daden men verricht, des te meer zijn moslimbroeder van hem moet houden. Zo moet de moslim het meeste van de Boodschapper en de profeten houden, vervolgens degenen volgen die zich het meest aan hun wetgevingen houden.[13]
عن أنس رضي الله عنه قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: »لا يؤمن أحدكم حتى أكون أحب إليه من والده وولده والناس أجمعين«. متفق عليه
Anas ibn Maalik radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Voorzeker, niemand onder jullie zal gelovig zijn totdat hij mij meer lief heeft dan zijn vader, zijn zoon en de rest van de mensen.”»[14]
Deze hadieth is ook een bewijs dat de moslimdienaar na Allaah, Zijn Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam het meest lief moet hebben. Dit valt namelijk onder de getuigenis: ‘laa ilaaha illa-llaah, Muhammedun rasoelu-llaah’.
Als men de basis van het Geloof niet bezit, dan mag de moslim voor diegene geen basis van liefde en of innerlijke loyaliteit hebben. Zo mag de moslim niet van een ongelovige houden. Sterker nog, hij is verplicht hem wegens zijn ongeloof en afgoderij in zijn innerlijk te haten.
Tevens mag men een ongelovige wegens zijn ongeloof niet als vriend of beschermer nemen. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا الْيَهُودَ وَالنَّصَارَى أَوْلِيَاءَ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاءُ بَعْضٍ وَمَنْ يَتَوَلَّهُمْ مِنْكُمْ فَإِنَّهُ مِنْهُمْ﴾ (المائدة: من الآية51)
“O jullie die geloven! Neemt niet de Joden en de Christenen als beschermers, zij beschermen elkaar. En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar, hij behoort tot hen. Voorwaar, Allaah leidt het onrechtvaardige volk niet.” (Aayah: 5/51).
In dit vers verbiedt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa de ongelovigen -Joden dan wel Christenen- als geliefden en beschermers te nemen. Zij zullen namelijk geen ware beschermers zijn. Zij beschermen alleen zichzelf. Ook waarschuwt Allaah in dit vers degenen die de ongelovigen als geliefden en beschermers nemen: zij behoren dan tot hen.
Degene Die de gelovigen werkelijk beschermt en die de gelovigen als geliefde moeten nemen, is Allaah, vervolgens komen Zijn Boodschapper en degenen die geloven. Zij zijn degenen die de moslimdienaar als beschermers moet nemen. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿إِنَّمَا وَلِيُّكُمُ اللَّهُ وَرَسُولُهُ وَالَّذِينَ آمَنُوا الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلاةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُمْ رَاكِعُونَ﴾ (المائدة:55)
“Voorwaar, jullie helpers zijn Allaah en Zijn Boodschapper en degenen die geloven, die de Salaah verrichten en de Zakaah geven, zij buigen zich nederig.” (Aayah: 5/55).
De gelovige dienaren van Allaah zijn degenen die men lief moet hebben en als beschermers moet nemen. En dat is een volmaking van de betekenis van broederschap in de Islaam.
Het is de moslimdienaar verboden om zelfs zijn ouders en zijn naasten lief te hebben en hen als beschermers te nemen wanneer zij ongelovig zijn. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا آبَاءَكُمْ وَإِخْوَانَكُمْ أَوْلِيَاءَ إِنِ اسْتَحَبُّوا الْكُفْرَ عَلَى الْأِيمَانِ وَمَنْ يَتَوَلَّهُمْ مِنْكُمْ فَأُولَئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ﴾ (التوبة:23)
“O jullie die geloven, neemt jullie vaders en jullie broeders niet als leiders wanneer zij het ongeloof verkiezen boven het geloof. En wie van jullie hen tot leiders maakt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn.” (Aayah: 9/23).
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿لا تَجِدُ قَوْماً يُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ يُوَادُّونَ مَنْ حَادَّ اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَلَوْ كَانُوا آبَاءَهُمْ أَوْ أَبْنَاءَهُمْ أَوْ إِخْوَانَهُمْ أَوْ عَشِيرَتَهُمْ أُولَئِكَ كَتَبَ فِي قُلُوبِهِمُ الْأِيمَانَ وَأَيَّدَهُمْ بِرُوحٍ مِنْهُ وَيُدْخِلُهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِنْ تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُمْ وَرَضُوا عَنْهُ أُولَئِكَ حِزْبُ اللَّهِ أَلا إِنَّ حِزْبَ اللَّهِ هُمُ الْمُفْلِحُونَ﴾ (المجادلة:22)
“Jij vindt geen volk dat in Allaah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allaah en Zijn Boodschapper tegenstreven bevriend, ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Hij het geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem, en Hij doet hen Tuinen (het paradijs) binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwig levenden. Allaah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Zij zijn degenen die van de groep van Allaah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allaah is de winnaar.” (Aayah: 58/22).
In dit vers vertelt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa dat degenen die werkelijk in Allaah en in de Laatste Dag geloven, de ongelovigen niet als vrienden nemen, ook al zijn ze hun familie of naasten. Dit vers is neergezonden toen aboe 3ubaydah ibn al-Djarraah zijn vader tijdens de strijd van Badr vermoordde.
Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لا تَتَّخِذُوا عَدُوِّي وَعَدُوَّكُمْ أَوْلِيَاءَ تُلْقُونَ إِلَيْهِمْ بِالْمَوَدَّةِ وَقَدْ كَفَرُوا بِمَا جَاءَكُمْ مِنَ الْحَقِّ يُخْرِجُونَ الرَّسُولَ وَإِيَّاكُمْ أَنْ تُؤْمِنُوا بِاللَّهِ رَبِّكُمْ إِنْ كُنْتُمْ خَرَجْتُمْ جِهَاداً فِي سَبِيلِي وَابْتِغَاءَ مَرْضَاتِي تُسِرُّونَ إِلَيْهِمْ بِالْمَوَدَّةِ وَأَنَا أَعْلَمُ بِمَا أَخْفَيْتُمْ وَمَا أَعْلَنْتُمْ وَمَنْ يَفْعَلْهُ مِنْكُمْ فَقَدْ ضَلَّ سَوَاءَ السَّبِيلِ﴾ (الممتحنة:1)
“O jullie die geloven! Neemt niet Mijn vijanden en jullie vijanden tot vrienden, aan wie jullie genegenheid[15] betonen. Waarlijk, zij geloofden niet in wat tot jullie is gekomen van de waarheid. Zij hebben de Boodschapper en jullie verdreven, omdat jullie in Allaah, jullie Heer, geloven. Als jullie uittrekken strijdend op Mijn weg, Mijn welbehagen zoekend (bevriend hen dan niet). Jullie verheimelijkten[16] jullie genegenheid voor hen, maar Ik weet het beste wat jullie verborgen hielden en wat jullie openbaar maakten. En wie van jullie dit doet: waarlijk, die is afgedwaald van de rechte weg.” (Aayah: 60/1).
In dit vers verbiedt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa de gelovigen om degenen die de Islaam en de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam en de gelovigen bestrijden, lief te hebben en met liefde te behandelen. Deze soort ongelovigen hoort men zowel in het openbaar als in het geheim niet lief te hebben. Deze ongelovigen hoort men als vijanden te nemen.[17]
[1] “Genegenheid” betekent: welwillend, gezindheid jegens iemand, in sterkere opvatting naderend tot liefde.
[2] “Verheimelijkten” betekent: geheim gehouden, verzwegen.
[3] Zie hiervoor vraag 6.
[4] Dit zijn -samengevat- de woorden van Imaam ibn Taymiyyah in zijn boek “al-Iemaan”.
[5] Zie hiervoor vraag 6.
[6] Zie hiervoor vraag 6 en 24.
[7] Zie hiervoor vraag 6.
[8] Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.
[9] Zie hiervoor vraag 6.
[10] Dit onderwerp is ook behandeld bij vragen 6, 34 en 37.
[11] “Hetgeen wat het geloof bijéén houdt” wordt letterlijk in de hadieth genoemd als: “de knoopsgat die de meeste houvast heeft van het geloof”.
[12]Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttabaraanie en sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
[13] Dit onderwerp is uitgebreid besproken bij vraag 6.
[14]Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie en imaam Muslim.
[15] “Genegenheid” betekent: welwillend gezindheid jegens iemand, in sterkere opvatting naderend tot liefde.
[16] “Verheimelijkten” betekent: geheim gehouden, verzwegen.
[17] Dit onderwerp is reeds bij vraag 6 in detail behandeld. Ook zijn daar de soorten vijanden behandeld. Het is van groot belang dat men details van dit onderwerp kent, zodat men niet overdrijft en nalaat.