Vraag 25: Wat is het bewijs voor de voorwaarde oprechtheid (a-ssidq) vanuit het Boek (de Qur’aan) en de uitspraken van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam (a-Ssunnah)?

200 vragen over geloofsleer, Tawhied, Wetenschap | 0 comments

Antwoord: Allaah de Verhevene heeft gezegd:

﴿الم (1) أَحَسِبَ النَّاسُ أَنْ يُتْرَكُوا أَنْ يَقُولُوا آمَنَّا وَهُمْ لا يُفْتَنُونَ (2) وَلَقَدْ فَتَنَّا الَّذِينَ مِنْ قَبْلِهِمْ فَلَيَعْلَمَنَّ اللَّهُ الَّذِينَ صَدَقُوا وَلَيَعْلَمَنَّ الْكَاذِبِينَ﴾ (العنكبوت:3)

-1- Alif Laam Miem.-2- Dachten de mensen dat zij met rust gelaten worden, als zij zeggen: “Wij geloven,” en dat zij niet op de proef gesteld worden?-3- En voorzeker, Wij hebben degenen vóór hen op de proef gesteld. Allaah kent zeker degenen die de oprecht spreken en Hij kent zeker de leugenaars.” (Aayah: 29/ 1-3).

En de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: «Iedereen die getuigt dat er geen god is behalve Allaah en dat Muhammed de Boodschapper van Allaah is, met oprechtheid vanuit zijn hart, voorzeker, Allaah maakt het hellevuur voor hem verboden.”»

En hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei tegen de bedoeïen die hij de wetgeving van de Islaam heeft onderwezen –de bedoeïen zei: «”Bij Allaah, ik zal er niets aan toevoegen en er niets afhalen”:- “Als hij oprecht is, komt hij goed terecht.”»

Uitleg: De zesde voorwaarde van ‘laa ilaaha illa-llaah’ is oprechtheid en eerlijkheid. Terwijl men het woord ‘laa ilaaha illa-llaah’ uitspreekt, moet men oprechtheid en eerlijkheid daarover hebben. Het hart moet er namelijk in geloven wanneer men het uitspreekt. Wanneer men ‘laa ilaaha illa-llaah’ niet met oprechtheid in het hart uitspreekt, is men een hypocriet, en zal in het hiernamaals zwaar bestraft worden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:

﴿وَمِنَ النَّاسِ مَنْ يَقُولُ آمَنَّا بِاللَّهِ وَبِالْيَوْمِ الْآخِرِ وَمَا هُمْ بِمُؤْمِنِينَ(8) يُخَادِعُونَ اللَّهَ وَالَّذِينَ آمَنُوا وَمَا يَخْدَعُونَ إِلَّا أَنْفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ(9) فِي قُلُوبِهِمْ مَرَضٌ فَزَادَهُمُ اللَّهُ مَرَضاً وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ بِمَا كَانُوا يَكْذِبُونَ﴾ (البقرة:8-10)

-8- En er zijn er onder de mensen die zeggen: “Wij geloven in Allaah en in de Laatste Dag,” terwijl zij geen gelovigen zijn. -9- Zij trachten Allaah en degenen die geloven te bedriegen, maar zij bedriegen niemand dan zichzelf, terwijl zij het niet beseffen. -10- In hun harten is een ziekte (twijfel en huichelarij[1]) en Allaah heeft deze ziekte doen verergeren, en voor hen is er een pijnlijke bestraffing vanwege wat zij plachten te loochenen.” (Aayah: 2/8-10).

Allaah zegt in dit vers dat er mensen zijn die met hun tongen zeggen dat zij in Allaah en de Laatste Dag geloven, maar met hun harten verloochenen zij het. Zij denken daarmee Allaah voor de gek te houden, omdat ze denken dat Allaah de intentie van hun harten niet weet. Overigens weten zij niet dat zij zichzelf voor de gek houden. Dat komt vanwege de ziekte die zich in hun harten bevindt.

عن معاذ بن جبل عن النبي صلى الله عليه وسلم: »ما من أحد يشهد أن لا إله إلا الله و أني رسول الله صدقا من قلبه إلا حرمه الله على النار «رواه البخاري

Mu3aadh ibn Djabal radiya-llaahu 3anhu heeft van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam verhaald: «Iedereen die getuigt dat er geen god is behalve Allaah en dat Muhammed de Boodschapper van Allaah is, met oprechtheid vanuit zijn hart, voorzeker, Allaah maakt het hellevuur voor hem verboden.”»[2]

Deze hadieth bewijst ook dat wanneer men met eerlijkheid in zijn hart in het woord ‘laa ilaaha illa-llaah’ gelooft, hij de basis van het monotheïsme heeft. Allaah zal het hellevuur voor hem verboden maken.

عن ‏ ‏أبي هريرة ‏ ‏رضي الله عنه «‏أن أعرابيا أتى النبي ‏ ‏صلى الله عليه وسلم ‏ ‏فقال دلني على عمل إذا عملته دخلت الجنة قال ‏ ‏تعبد الله لا تشرك به شيئا وتقيم الصلاة المكتوبة وتؤدي الزكاة المفروضة وتصوم رمضان قال والذي نفسي بيده لا أزيد على هذا فلما ولى قال النبي ‏ ‏صلى الله عليه وسلم ‏ ‏من سره أن ينظر إلى رجل من أهل الجنة فلينظر إلى هذا». رواه البخاري

Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald: «dat er een bedoeïen naar de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam kwam en zei: “Wijs mij een daad aan waarmee ik bij het verrichten ervan het Paradijs in zal treden.” De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “(Wanneer je) Allaah aanbidt en niemand naast Hem als deelgenoot toekent en het voorgeschreven gebed verricht en de verplichte Zakaah uitgeeft en (de maand) Ramadaan vast.” De bedoeïen zei: “Bij Degene Die mijn ziel in Zijn hand heeft, ik zal daar niets (aan daden) aan toevoegen.” Toen hij wegging zei de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam: “Wie het hem pleziert om naar een man te kijken die tot de inwoners van het Paradijs behoort, voorwaar, hij moet naar deze man kijken.”»[3]

De voorwaarde voor volmaaktheid:

Zo zullen alle mensen die zeggen dat zij moslims zijn en het woord van monotheïsme accepteren, beproefd worden op hetgeen ze zeggen. Allaah zal daardoor de werkelijke gelovigen van de huichelaars doen onderscheiden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:

﴿الم (1) أَحَسِبَ النَّاسُ أَنْ يُتْرَكُوا أَنْ يَقُولُوا آمَنَّا وَهُمْ لا يُفْتَنُونَ (2) وَلَقَدْ فَتَنَّا الَّذِينَ مِنْ قَبْلِهِمْ فَلَيَعْلَمَنَّ اللَّهُ الَّذِينَ صَدَقُوا وَلَيَعْلَمَنَّ الْكَاذِبِينَ﴾ (العنكبوت:3)

-1- Alif Laam Miem.-2- Dachten de mensen dat zij met rust gelaten worden, als zij zeggen: “Wij geloven,” en dat zij niet op de proef gesteld worden?-3- En voorzeker, Wij hebben degenen vóór hen op de proef gesteld. Allaah kent zeker degenen die de oprecht spreken en Hij kent zeker de leugenaars.” (Aayah: 29/ 1-3).

Het vers bewijst dat niet alleen de ongelovigen beproefd worden, maar ook de gelovigen. De gelovigen zullen namelijk naar gelang hun Geloof (Iemaan) beproefd worden. Dat betekent dat hoe meer Iemaan men in zijn hart heeft, des te zwaarder zijn beproeving wordt, en des te meer hij beloond wordt als hij oprecht en standvastig blijft in zijn Geloof.

وعن أبي سعيد رضي الله عنه أنه قال: »يا رسول الله من أشد الناس بلاء قال الأنبياءقال ثم من قال العلماءقال ثم من قال الصالحون كان أحدهم يبتلى بالقمل حتى يقتله ويبتلى أحدهم بالفقر حتى ما يجد إلا العباءة يلبسها ولأحدهم كان أشد فرحا بالبلاء من أحدكم بالعطاء «رواه ابن ماجه وابن أبي الدنيا في كتاب المرض والكفارات والحاكم واللفظ له وقال صحيح على شرط مسلم وله شواهد كثيرة

Aboe Sa3ied radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat hij tegen de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: «O Boodschapper van Allaah, wie zijn degenen onder de mensen die de meest zware beproeving ondergaan?” De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “De profeten.” Hij zei: “Wie volgen er dan?” De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “De geleerden.” Hij zei: “Wie volgen er dan?” De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “De rechtschapenen. Degene onder hen werd beproefd met luizen totdat (de luizen) hem doodden. En degene onder hen werd beproefd met armoede totdat hij niets (meer) vond, behalve een gewaad om te dragen. En degene onder hen was blijer met de beproeving dan degene onder jullie die blij is met hetgeen hem wordt gegund.”»[4]


[1] “Huichelarij” betekent: schijnheiligheid.

[2]Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam al-Bukhaarie.

[3]Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam al-Bukhaarie.

[4]Sahieh, deze hadieth is overgeleverd en sahieh verklaard door imaam ibn Maadjah en al-Haakim en is ook sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.

Categorieën