Antwoord: De eerste verplichting van de dienaren is kennisnemen van de zaak waarvoor Allaah hen geschapen heeft en waarvoor Hij met hen een verdrag heeft getekend, en Zijn boodschappers naar hen gestuurd heeft, en Zijn boeken naar hen neergezonden heeft, en waarvoor Hij het wereldse en het hiernamaals en het paradijs en het hellevuur heeft geschapen en de verwezenlijking (al-Haaqqah) waargemaakt wordt en de Dag der Opstanding zal aanbreken en waarvoor de weegschaal (mawaazien in meervoud) opgezet wordt en de boeken rond verspreid zullen worden.
In deze zaak bevindt zich het geluk en het ongeluk en naar deze zaak zal het licht verdeeld worden. En wie Allaah geen licht geeft, voorzeker, voor hem is er geen licht.
Uitleg: Wanneer de mens iets creëert, bijv. een wasmachine, creëert de mens deze met een bepaald doel. De mens heeft de wasmachine gecreëerd om kleding mee te wassen. Zo heeft de mens vele creaties op de wereld gebracht om daarvan te kunnen profiteren. Deze creaties worden allen voor een doel gecreëerd dat uiteindelijk bereikt moet worden. Maar wanneer één van deze creaties voor een ander doel gebruikt wordt dan waarvoor het gemaakt is, zal het leiden tot vernietiging van deze creatie en degene die deze creatie misbruikt.
Dat betekent dat wanneer een wasmachine als oven wordt gebruikt, de wasmachine in brand vliegt. Zo zal ook degene die het als oven wil gebruiken schade kunnen oplopen of erdoor verbrand kunnen worden met mogelijk de dood als gevolg.
Daarom is het noodzakelijk dat de maker van deze machine een handleiding schrijft en mensen opleidt om het doel van de machine duidelijk te maken, zodat de gebruiker op een zo juist mogelijke manier daarvan kan profiteren.
Deze wereld om ons heen, samen met alle creaties die zich daarin bevinden -waaronder de mens, de dieren, de planten, de planeten, de sterren, de hemelen en de aarde- zijn ook voor een doel gecreëerd.
Maar wie heeft deze gehele schepping geschapen en gestructureerd? Is het uit zichzelf ontstaan, of heeft de mens dat gecreëerd? Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa laat ons daarover nadenken, en zegt:
(أَمْ خُلِقُوا مِنْ غَيْرِ شَيْءٍ أَمْ هُمُ الْخَالِقُونَ (35) أَمْ خَلَقُوا السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ بَلْ لا يُوقِنُونَ ﴾ (الطور:35-36) “-
Of zijn zij uit niets geschapen, of zijn zij (zelf) de scheppers?-36- Of hebben zij de hemelen en de aarde geschapen? Zelfs zij zijn er niet van overtuigd.” (Aayah: 52/35-36).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa geeft daar zelf antwoord op en laat ons nogmaals nadenken, en zegt:
﴿قُلْ مَنْ رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ قُلِ اللَّهُ قُلْ أَفَاتَّخَذْتُمْ مِنْ دُونِهِ أَوْلِيَاءَ لا يَمْلِكُونَ لِأَنْفُسِهِمْ نَفْعاً وَلا ضَرّاً قُلْ هَلْ يَسْتَوِي الْأَعْمَى وَالْبَصِيرُ أَمْ هَلْ تَسْتَوِي الظُّلُمَاتُ وَالنُّورُ أَمْ جَعَلُوا لِلَّهِ شُرَكَاءَ خَلَقُوا كَخَلْقِهِ فَتَشَابَهَ الْخَلْقُ عَلَيْهِمْ قُلِ اللَّهُ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ وَهُوَ الْوَاحِدُ الْقَهَّارُ ﴾ (الرعد:16)
“Zeg: “Wie is de Heer van de hemelen en de aarde?” Zeg: “Allaah. “Zeg: “Nemen jullie dan naast Hem beschermers, terwijl zij geen macht hebben om voor zichzelf nut (te verwerven) of schade (af te wenden)?” Zeg: “Zijn de blinde en de ziende gelijk, of zijn de duisternissen en het licht aan elkaar gelijk? Of kenden zij naast Allaah deelgenoten toe, die iets geschapen zouden hebben, zoals Zijn schepping?” Zodat het scheppen voor hen hetzelfde is, zeg: “Allaah is de Schepper van alles en Hij is de Ene, de Overweldiger.” (Aayah: 13/16).
De meest belangrijke en geweldige creatie, oftewel schepping, is de mens. De mens is de meest secure en verstandige schepping. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَلَقَدْ كَرَّمْنَا بَنِي آدَمَ وَحَمَلْنَاهُمْ فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ وَرَزَقْنَاهُمْ مِنَ الطَّيِّبَاتِ وَفَضَّلْنَاهُمْ عَلَى كَثِيرٍ مِمَّنْ خَلَقْنَا تَفْضِيلاً﴾ (الاسراء:70)
“En voorzeker, Wij hebben de kinderen van Aadam geëerd. Wij brachten hen op het land en op de zee. Wij gaven hun levensonderhoud van het goede en Wij bevoorrechtten hen met een privilege1 boven vele van de andere schepsels die Wij hebben geschapen.” (Aayah: 17/70).
De mens: dit schepsel dat lichaamsdelen zoals een hand, een voet, een hoofd, en andere lichaamsdelen bezit, dient te weten voor welke gevraagde taken hij deze organen in werking moet laten treden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿أَلَمْ نَجْعَلْ لَهُ عَيْنَيْنِ (8) وَلِسَاناً وَشَفَتَيْنِ ﴾ (البلد:8-9) “-8-
“Hebben Wij niet voor hem een paar ogen gemaakt?-9- En een tong en een paar lippen?”
(Aayah: 90/8-9).
Zo heeft de mens ook een waardevol apparaat gekregen waarmee hij alles kan regelen en waarnemen, namelijk het brein. De taak van dit brein is het nadenken. Als deze taak gestopt wordt, zal het werken van dit brein bederven, en zal één van de belangrijkste taken kapot gemaakt worden.
Vandaar dat het noodzakelijk is dat de mens over het doel van zijn schepping nadenkt en ernaar leeft. De mens kan namelijk niet zonder doel geschapen zijn. Daarom is de eerste verplichting van de mens dat hij weet waarvoor hij geschapen is, zodat hij zijn leven niet tot vernietiging leidt.
Onze Schepper Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa heeft ons in de edele Qur’aan opgeroepen om na te denken over hetgeen waarin we ons bevinden. Hij zegt namelijk:
[ هَلْ يَسْتَوِي الأَعْمَى وَالْبَصِيرُ أَفَلا تَتَفَكَّرُونَ] (الأنعام: من الآية50)
“Zeg: zijn de blinde en de ziende gelijk? Denken jullie niet na?” (Aayah: 6/50).
En Hij heeft gezegd:
[ وَلَمْ يَتَفَكَّرُوا فِي أَنْفُسِهِمْ] (الروم: من الآية8)
“En zijn zij niet gaan nadenken over zichzelf?” (Aayah: 30/8).
Wanneer Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa Zijn schepselen oproept om na te denken, heeft Hij dat binnen de grens van het vermogen en de kunde van het brein mogelijk gemaakt.
Hij de Verhevene heeft ons opgeroepen om hetgeen te bekijken wat Hij in de hemelen, de aarde, onszelf en de hele mensheid geschapen heeft. Hij heeft ons opgeroepen om deze wijde wereld te bekijken die helemaal de schepping en creatie is van Hem de Verhevene. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿إِنَّ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَاخْتِلافِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ وَالْفُلْكِ الَّتِي تَجْرِي فِي الْبَحْرِ بِمَا يَنْفَعُ النَّاسَ وَمَا أَنْزَلَ اللَّهُ مِنَ السَّمَاءِ مِنْ مَاءٍ فَأَحْيَا بِهِ الْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا وَبَثَّ فِيهَا مِنْ كُلِّ دَابَّةٍ وَتَصْرِيفِ الرِّيَاحِ وَالسَّحَابِ الْمُسَخَّرِ بَيْنَ السَّمَاءِ وَالْأَرْضِ لَآياتٍ لِقَوْمٍ يَعْقِلُونَ﴾ (البقرة:164)
“Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag en de schepen die op de zee varen met wat de mensen voordeel geeft, en het water dat Allaah uit de hemel neerzendt, waarmee Hij op aarde tot leven brengt na de dood, en dat Hij daarop allerlei dieren verspreidde, en de besturing van de winden en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker tekenen voor een volk dat verstandig is.” (Aayah: 2/164).
Ook zegt Hij subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿إِنَّ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَاخْتِلافِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ لَآياتٍ لِأُولِي الْأَلْبَابِ (190) الَّذِينَ يَذْكُرُونَ اللَّهَ قِيَاماً وَقُعُوداً وَعَلَى جُنُوبِهِمْ وَيَتَفَكَّرُونَ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ رَبَّنَا مَا خَلَقْتَ هَذَا بَاطِلاً سُبْحَانَكَ فَقِنَا عَذَابَ النَّارِ﴾ (آل عمران:191) “-190-
Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en in het afwisselen van de nacht en de dag zijn zeker tekenen voor bezitters van begrip. -191- Degenen die Allaah gedenken terwijl zij staan en zitten en op hun zij liggen en nadenken over de schepping van de hemelen en de aarde, (zeggend:) “Onze Heer, U heeft dit (alles) niet voor niets geschapen, glorie zij U, bescherm ons dus tegen de bestraffing van het hellevuur.” (Aayah: 3/190-191).
De eerste verplichting van de dienaren is dus te weten komen waarvoor zij geschapen zijn, ademen, waarnemingsapparaten hebben gekregen, en handen en voeten hebben gekregen. Het antwoord op deze vraag zal in-shaa’-Allaah bij vraag 2 behandeld worden.
- “En waarvoor Hij met hen een verdrag heeft getekend”
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa heeft de gehele schepping voor een doel geschapen. Voor dit doel heeft Hij subhaanahu wa-ta3aalaa met de mensheid drie soorten verdragen getekend, uit barmhartigheid jegens hen, en zodat zij in het hiernamaals geen excuus zullen hebben.
Het eerste verdrag: Nadat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa Aadam salla-llaahu 3alayhi wa-sallam geschapen heeft, heeft Allaah zijn nakomelingen (kinderen) uit zijn rug geschapen om hen te laten getuigen dat Hij hun enige Heer is. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَإِذْ أَخَذَ رَبُّكَ مِنْ بَنِي آدَمَ مِنْ ظُهُورِهِمْ ذُرِّيَّتَهُمْ وَأَشْهَدَهُمْ عَلَى أَنْفُسِهِمْ أَلَسْتُ بِرَبِّكُمْ قَالُوا بَلَى شَهِدْنَا أَنْ تَقُولُوا يَوْمَ الْقِيَامَةِ إِنَّا كُنَّا عَنْ هَذَا غَافِلِينَ﴾ (الأعراف:172)
“En (gedenkt) toen jouw Heer het nageslacht van de kinderen van Aadam uit hun lendenen nam, en hen deed getuigen over Zichzelf (en Hij zei:) “Ben Ik niet jullie Heer?” Zij zeiden: Jazeker, dat getuigen wij.” Opdat jullie op de Dag van de Opstanding niet zullen zeggen: Wij waren hier omtrent achtelozen.” (Aayah: 7/172).
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam legt dit vers uit in de volgende overlevering.
عن هشام بن حكيم قال: قال رسول الله صلى الله عليه وسلم: »إن الله أخذ ذرية آدم من ظهره ثم ﴿ أشهدهم على أنفسهم ألست بربكم قالوا بلى ﴾ ثم أفاض بهم في كفيه فقال هؤلاء في الجنة وهؤلاء في النار فأهل الجنة ميسرون لعمل أهل الجنة وأهل النار ميسرون لعمل أهل النار«. رواه الطبراني والبيهقي والبزار
Hishaam ibn Hakiem radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Voorwaar, Allaah nam uit de rug van Aadam zijn nageslachten. Vervolgens liet Hij hun over henzelf getuigen: “Ben Ik niet jullie Heer?” Zij zeiden: “Jawel.” Vervolgens nam Hij hen met Zijn beide handpalmen, en zei: “Deze zijn in het paradijs, en deze zijn in het hellevuur. Voorwaar, de inwoners van het paradijs worden geleid naar de werken van de inwoners van het paradijs, en de inwoners van het hellevuur worden geleid naar de werken van de inwoners van het hellevuur.”» ((Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttabaraanie, imaam al-Bayhaqie en imaam al-Bazzaar, en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.))
عن أبي هريرة رضي الله عنه عن النبي صلى الله عليه وسلم قال : «لما خلق الله آدم مسح على ظهره فسقط من ظهره كل نسمة هو خالقها من ذريته إلى يوم القيامة وجعل بين عيني كل إنسان منهم وبيصا من نور ثم عرضهم على آدم فقال : أي رب من هؤلاء ؟ قال : هؤلاء ذريتك فرأى رجلا منهم فأعجبه وبيص ما بين عينيه فقال : أي رب من هذا ؟ قال : هذا رجل من آخر الأمم يقال له داود قال : رب كم عمره ؟ قال : ستون سنة قال : أي رب زده من عمري أربعون سنة فلما انقضى عمر آدم جاء ملك الموت قال : أو لم يبق من عمري أربعون سنة ؟ قال : أو لم تعطها ابنك داود ؟ قال فجحد فجحدت ذريته ونسي آدم فنسيت ذريته وخطى آدم فخطيت ذريته». رواه الترمذي والحاكم وصححه الألباني.
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Toen Allaah Aadam geschapen heeft, veegde Hij over zijn rug. Vervolgens viel uit zijn rug elke persoon die Hij in zijn nageslacht tot aan de Dag des Oordeels zal schapen, en plaatste tussen de ogen van elk mens onder hen, een stippel van licht. Vervolgens toonde Hij hen aan Aadam.
(Aadam) zei: “O mijn Heer, wie zijn deze? Hij (Allaah) zei: “Dit zijn jou nageslachten.” Toen zag hij (Aadam) een man onder hen waarvan hij de stippel licht die tussen zijn ogen was, mooi vond, en zei: “O mijn Heer, wie is dat?” Hij (Allaah) zei: “Dat is een man van één van de laatste volkeren die Daawoed wordt genoemd.” Hij (Aadam) zei: “O mijn Heer, hoe oud wordt hij?” Hij (Allaah) zei: “Zestig jaar.” Hij (Aadam) zei: “O mijn Heer, verleng voor hem (zijn leeftijd) met veertig jaar uit mijn leeftijd.” Toen de leeftijd van Aadam verliep, kwam de Engel des Doods (naar hem). Aadam zei toen: “Is er niet nog veertig jaar van mijn leeftijd over?” (De Engel) zei: “Heb je het niet aan je zoon Daawoed gegeven?” (Allaah) zei: “Voorwaar, Aadam ontkende, en zo ontkenden zijn nageslachten, en Aadam vergat, en zo vergaten zijn nageslachten, en Aadam maakte een fout en zo maakten zijn nageslachten een fout.”»
En 3abdu-llaah ibn 3amr radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft gezegd: «“En (gedenkt) toen jouw Heer het nageslacht van de kinderen van Aadam uit hun lendenen nam.” Hij zei: “Hij nam uit zijn rug zoals men met de kam over het haar gaat en liet hen over henzelf getuigen: “Ben ik niet jullie Heer? ” Zij zeiden: “Jazeker! ” De engelen zeiden toen: “Wij getuigen dat jullie op de dag van de opstanding zullen zeggen: “Wij waren hieromtrent achtelozen.”» ((Sahieh, deze hadieth is overgeleverd door imaam a-Ttabarie en ibn Kathier en sahieh verklaard door imaam al-Albaanie (zie a-Ssilsilah a-Ssahiehah: 1623).))
Het vers en de drie ahaadieth bewijzen dat de mens voor deze schepping al eerder geschapen is. Ook bewijzen ze dat de gehele mensheid de getuigenis bij Allaah heeft afgelegd en dat Hij de Enige Heer is Die het verdient aanbeden te worden. Dit betekent dat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa ons niet zonder een doel heeft geschapen. Integendeel, het doel waarvoor wij geschapen zijn is zeer belangrijk en verheven. Daarom heeft Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa een verdrag getekend.
Dit verdrag heeft Allaah met de mensheid getekend, zodat ze geen excuus meer in het hiernamaals zullen hebben. Overigens zullen de ongelovigen in het hiernamaals dit verdrag verloochenen, maar de engelen zullen dan getuigen dat zij dit verdrag met Allaah getekend hebben.
Ook is dit verdrag een barmhartigheid die Allaah de mensheid gegund heeft. Door dit verdrag wordt elk mens met de natuurlijke aanleg voor monotheïsme geboren, wat overigens het tweede verdrag is.
Tevens heeft Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa een extra verdrag getekend met degenen die hij tot boodschappers en profeten heeft verkozen. Zij hebben hem moeten beloven dat zij Zijn boodschap volledig aan hun volkeren zullen overbrengen.
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt hierover:
﴿ وَإِذْ أَخَذْنَا مِنَ النَّبِيِّينَ مِيثَاقَهُمْ وَمِنْكَ وَمِنْ نُوحٍ وَإِبْرَاهِيمَ وَمُوسَى وَعِيسَى ابْنِ مَرْيَمَ وَأَخَذْنَا مِنْهُمْ مِيثَاقاً غَلِيظاً ﴾ (الأحزاب:7)
“En (gedenk) toen Wij met de profeten hun verbond aangingen en met jou (O Muhammed), en met Noeh en Ibraahiem en Moesaa en 3iesaa, de zoon van Maryam. En Wij gingen met hen een plechtig verbond aan.” (Aayah: 33/7).
عن أبي بن كعب في قول الله عز وجل ( وإذ أخذ ربك من بني آدم من ظهورهم ذرياتهم وأشهدهم على أنفسهم ) الآية قال جمعهم فجعلهم أرواحا ثم صورهم فاستنطقهم فتكلموا ثم أخذ عليهم العهد والميثاق وأشهدهم على أنفسهم ألست بربكم قال فإني أشهد عليكم السموات السبع والأرضين السبع وأشهد عليكم أباكم آدم عليه السلام أن تقولوا يوم القيامة لم نعلم بهذا اعلموا أنه لا إله غيري ولا رب غيري فلا تشركوا بي شيئا وإني سأرسل إليكم رسلي يذكرونكم عهدي وميثاقي وأنزل عليكم كتبي قالوا شهدنا بأنك ربنا وإلهنا لا رب لنا غيرك فأقروا بذلك ورفع عليهم آدم ينظر إليهم فرأى الغني والفقير وحسن الصورة ودون ذلك فقال رب لولا سويت بين عبادك قال إني أحببت أن أشكر ورأى الأنبياء فيهم مثل السرج عليهم النور خصوا بميثاق آخر في الرسالة والنبوة وهو قوله تعالى ( وإذ أخذنا من النبيين ميثاقهم ) إلى قوله ( عيسى ابن مريم ) كان في تلك الأرواح فأرسله إلى مريم فحدث عن أبي أنه دخل من فيها . رواه أحمد وصححه الألباني
Het tweede verdrag: Het verdrag van (al-fitrah), oftewel de natuurlijke aanleg voor het monotheïsme. Elk mens wordt namelijk geboren met een natuurlijke aanleg waarmee hij gemakkelijk het monotheïsme kan accepteren. Dat komt doordat hij bij zijn eerste schepping getuigd heeft dat Allaah zijn Enige Heer is. Ook dit verdrag is uit barmhartigheid van Allaah de mensen gegund, en ook dit verdrag zal als bewijs voor de mensheid dienen, zodat zij in het hiernamaals geen excuus zullen hebben, dat zij nergens van wisten. Tevens zullen zij geen excuus hebben wat betreft het kunnen uitvoeren van hetgeen hen bevolen is.
عن أبي هريرة رضي الله عنه قال : قال رسول الله صلى الله عليه وسلم : »كل مولود يولد على الفطرة فأبواه يهودانه أو ينصرانه أو يمجسانه «. رواه الترمذي وأبي داوو وصححه الألباني.
Aboe Hurayrah heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Voorwaar, elk geboren kind wordt met de natuurlijke aanleg (al-fitrah) geboren. Voorwaar, zijn ouders (maken van hem) een Jood, of een Christen, of een vuuraanbidder (Madjoesie).”»[5]
Zo zal elk kind dat geboren wordt, als monotheïst geboren worden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿ فَأَقِمْ وَجْهَكَ لِلدِّينِ حَنِيفاً فِطْرَتَ اللَّهِ الَّتِي فَطَرَ النَّاسَ عَلَيْهَا لا تَبْدِيلَ لِخَلْقِ اللَّهِ ذَلِكَ الدِّينُ الْقَيِّمُ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لا يَعْلَمُونَ ﴾ (الروم:30)
“Wend dan jouw aangezicht (o Muhammed) naar de godsdienst als een Hanief[6]. (Volg) de natuurlijke aanleg, die Allaah in de mens geschapen heeft. Er is geen verandering in de schepping van Allaah. Dat is de juiste godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet.”(Aayah: 30/30).
عن عياض بن حمار المجاشعي » أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال ذات يوم في خطبته فيما يرويه عن ربه : “إني خلقت عبادي حنفاء كلهم وإنهم أتتهم الشياطين فاجتالتهم « رواه مسلم – أي استخفتهم فجالو معهم في الضلال يقال : جال واجتال : إذا ذهب وجاء منه الجولان في الحرب ( نهايه ) 3
iyaad ibn Himaar al-Mudjaashi3ie heeft verhaald: «dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam op een dag in zijn preek zei, van wat hij van zijn Heer verhaalt: “Voorwaar, Ik heb al Mijn dienaren als Hunafaa’ geschapen, voorwaar, de satans naderden tot hen en namen hen mee.”»[7]
Deze ahaadieth en vers bewijzen dat elk geboren kind als moslim geboren wordt, en de natuurlijke aanleg heeft voor het monotheïsme. Echter betekent het niet dat men bij zijn geboorte al weet dat hij Allaah moet aanbidden en op welke manier hij Hem moet aanbidden, of zich iets van zijn vorige schepping kan herinneren. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt namelijk:
﴿وَاللَّهُ أَخْرَجَكُمْ مِنْ بُطُونِ أُمَّهَاتِكُمْ لا تَعْلَمُونَ شَيْئاً وَجَعَلَ لَكُمُ السَّمْعَ وَالْأَبْصَارَ وَالْأَفْئِدَةَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴾ (النحل:78)
“En Hij heeft jullie uit de buiken van jullie moeders voortgebracht terwijl jullie niets weten. En Hij gaf jullie het gehoor en het zien en de harten. Opdat jullie dankbaarheid zullen tonen.” (Aayah: 16/78).
Het derde verdrag: Het derde verdrag dat Allaah met de mensheid heeft getekend, en waardoor zij in het hiernamaals geen excuus meer zullen hebben, is dat Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa boodschappers en profeten met een boodschap naar hen heeft gestuurd. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿)رُسُلاً مُبَشِّرِينَ وَمُنْذِرِينَ لِئَلَّا يَكُونَ لِلنَّاسِ عَلَى اللَّهِ حُجَّةٌ بَعْدَ الرُّسُلِ وَكَانَ اللَّهُ عَزِيزاً حَكِيماً﴾ (النساء: من الآية: 165)
“Wij zonden boodschappers als brengers van verheugende tijdingen en als waarschuwers, opdat de mens geen excuus tegenover Allaah zou hebben na de boodschappers. En Allaah is Almachtig, de Alwijze.” (Aayah: 4/165).
Als dit verdrag een persoon bereikt terwijl hij nog de zuivere natuurlijke aanleg heeft, zal hij dit verdrag accepteren en zal hij standvastigheid hebben in zijn godsdienst, en zal zijn Geloof vermeerderen. Maar als dit verdrag hem bereikt terwijl hij door de satans is veranderd, zal het heel moeilijk worden dit verdrag te accepteren. En wie dit verdrag verloochent, hem zal het eerste verdrag niets baten.
Echter, als dit verdrag een persoon niet bereikt, en hij zeer jong sterft als een kind van een moslim -voordat hij de periode bereikt waarin hij voor zijn daden verantwoordelijk wordt gesteld[8]- zal hij zijn ouders volgen, maar als hij een kind van een ongelovige is, dan is Allaah Degene Die weet wat zij zouden doen als zij verder geleefd hadden.
عن أبي هريرة وابن عباس رضي الله عنهم عن النبي صلى الله عليه وسلم لما سئل عن أطفال المشركين قال : » الله أعلم بما كانوا عاملين« . متفق عليه
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam toen hij over de kinderen van de veelgodenaanbidders gevraagd werd, zei: «“Allaah is Alwetend over hetgeen zij zouden doen (als ze verder geleefd hadden).”»[9]
“En Zijn boodschappers naar hen gestuurd heeft, en Zijn boeken naar hen neergezonden heeft, en waarvoor Hij het wereldse en het hiernamaals en het paradijs en het hellevuur heeft geschapen en de verwezenlijking (al-Haaqqah)[10] waargemaakt wordt en de Dag der Opstanding zal aanbreken”
Zo heeft Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa de boodschappers en profeten en met hen de boeken voor hetzelfde doel gestuurd. En voor hetzelfde doel heeft Hij het wereldse met alles wat zich daarin bevindt geschapen, en het hiernamaals met alles wat daarin plaats zal vinden geschapen, en voor hetzelfde doel zal de Dag der Opstanding aanbreken. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَمَا خَلَقْنَا السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا إِلَّا بِالْحَقِّ وَإِنَّ السَّاعَةَ لَآتِيَةٌ فَاصْفَحِ الصَّفْحَ الْجَمِيلَ﴾ (الحجر:85)
“En Wij hebben de hemelen en de aarde en wat ertussen is niet geschapen behalve met de waarheid. En voorwaar, het Uur zal komen, geeft daarom een passende kwijtschelding.” (Aayah: 15/85).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿يَا أَيُّهَا النَّاسُ اتَّقُوا رَبَّكُمْ إِنَّ زَلْزَلَةَ السَّاعَةِ شَيْءٌ عَظِيمٌ﴾ (الحج:1)
“O mensen, vreest jullie Heer. Voorwaar, de beving van het Uur zal een geweldige zaak zijn.” (Aayah: 22/1).
Ook heeft Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa het paradijs en het hellevuur voor hetzelfde geweldige en verheven doel geschapen.
عن أبي هريرة أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال: »لما خلق الله الجنة قال لجبريل اذهب فانظر إليها فذهب فنظر إليها ثم جاء فقال أي رب وعزتك لا يسمع بها أحد إلا دخلها ثم حفها بالمكاره ثم قال يا جبريل اذهب فانظر إليها فذهب فنظر إليها ثم جاء فقال أي رب وعزتك لقد خشيت أن لا يدخلها أحد قال فلما خلق الله النار قال يا جبريل اذهب فانظر إليها فذهب فنظر إليها ثم جاء فقال أي رب وعزتك لا يسمع بها أحد فيدخلها فحفها بالشهوات ثم قال يا جبريل اذهب فانظر إليها فذهب فنظر إليها ثم جاء فقال أي رب وعزتك لقد خشيت أن لا يبقى أحد إلا دخلها«. رواه الترمذي وأبي داوود وصححه الألباني.
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Voorwaar, toen Allaah het paradijs schiep, zei Hij tegen Djibriel: “Ga haar bezichtigen.” (Djibriel) ging haar bezichtigen. Vervolgens kwam hij (terug bij Allaah) en zei: “O mijn Heer, bij Uw eer, iedereen die van haar zal horen zal haar binnentreden.” Vervolgens omsingelde (Allaah) het (paradijs) met onaangenaamheden. Vervolgens zei (Allaah): “O Djibriel ga haar bezichtigen!” Djibriel ging haar bezichtigen. Vervolgens kwam hij (terug bij Allaah) en zei: “O mijn Heer, bij Uw eer, ik ben bang dat niemand haar binnen zal treden.” En toen Allaah het hellevuur schiep zei Hij tegen Djibriel: “Ga haar bezichtigen.” (Djibriel) ging het bezichtigen. Vervolgens kwam hij (terug naar Allaah) en zei: “O mijn Heer, bij Uw eer, het kan niet zijn dat iemand van haar hoort en haar binnen treedt.” Vervolgens omsingelde (Allaah) het (hellevuur) met aangenaamheden. Vervolgens zei (Allaah): “O Djibriel ga haar bezichtigen!” Djibriel ging haar bezichtigen. Vervolgens kwam hij (terug naar Allaah) en zei: “O mijn Heer, bij Uw eer, ik ben bang dat iedereen haar binnen zal treden.”»[11]
“En waarvoor de weegschaal (mawaazien in meervoud) opgezet wordt”
Zo zal Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa in het hiernamaals ook voor hetzelfde doel de daden van de mensen wegen door middel van een weegschaal. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَنَضَعُ الْمَوَازِينَ الْقِسْطَ لِيَوْمِ الْقِيَامَةِ فَلا تُظْلَمُ نَفْسٌ شَيْئاً وَإِنْ كَانَ مِثْقَالَ حَبَّةٍ مِنْ خَرْدَلٍ أَتَيْنَا بِهَا وَكَفَى بِنَا حَاسِبِينَ﴾ (الانبياء:47)
“En voorwaar, wij zullen betrouwbare weegschalen opstellen op de Dag der Opstanding, zodat geen ziel iets van onrecht aangedaan wordt. En al gaat het om het gewicht van een mosterdzaadje: Wij zullen het naar voren brengen. En Wij zijn voldoende als berekenaars”. (Aayah: 21/47).
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa noemt in dit vers de weegschalen in meervoud, omdat er namelijk meerdere soorten daden van de mens gewogen zullen worden. Zo zullen de daden van het hart, het lopen, het spreken, het kijken, het aanraken en andere soorten daden elk apart gewogen worden. Het is slechts één weegschaal waarmee de daden gewogen zullen worden.
عن أبي هريرة أن النبي صلى الله عليه وسلم قال: »كلمتان خفيفتان على اللسان ثقيلتان في الميزان حبيبتان إلى الرحمن سبحان الله وبحمده سبحان الله العظي «. متفق عليه
Aboe Hurayrah radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Voorwaar, twee woorden zijn licht voor de tong, zwaar in de weegschaal en geliefd bij de Barmhartige: “Subhaana-llaahi wa-bihamdihi subhaana-llaahi-l-3adhiem”, “Heilig is Allaah en alle lof zij Hem, en Heilig is Allaah de Geweldige.”»[12]
Deze hadieth is een duidelijk bewijs dat het maar één weegschaal is. Dit onderwerp zal nader in het boek in detail behandeld worden.
“En de boeken rondverspreid worden.”
Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zal nadat de daden gewogen worden, elk mens zijn boek waarin zijn daden geschreven staan, in zijn hand drukken. Vandaar dat in het hiernamaals de boeken verspreid worden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَإِذَا الصُّحُفُ نُشِرَتْ ﴾ (التكوير:10)
“En wanneer de bladen opengeslagen worden.” (Aayah: 81/10).
“In deze zaak bevindt zich het geluk en het ongeluk.”
Zo zal degene die naar dit doel streeft en volgens dit doel werkt, het geluk in zijn leven en in het hiernamaals vinden. Maar degene die dat niet doet, zal in zijn leven verderf zaaien en zichzelf naar vernietiging leiden. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿ وَمَنْ أَعْرَضَ عَنْ ذِكْرِي فَإِنَّ لَهُ مَعِيشَةً ضَنْكاً وَنَحْشُرُهُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ أَعْمَى ﴾ (طـه:124)
“En hij die zich afwendt van Mijn vermaning: voorwaar, er zal voor hem een benauwd leven zijn. En Wij zullen hem verzamelen op de Dag der Opstanding, in blinde toestand.” (Aayah: 20/124).
Het geluk en het ongeluk van de mens worden, zoals de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft, alvorens hij geboren wordt voor hem geschreven. In zijn leven zal hij in zijn daden ernaar geleid worden.[13]
Aboe 3abdu-Rrahmaan 3abdu-llaah ibn Mas3oed radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald, hij zei: “De Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam berichtte ons, en voorwaar, hij is de waarachtige, de geloofwaardige: «“Voorzeker, de schepping van eenieder onder jullie wordt bijeen gebracht, in de buik van zijn moeder veertig dagen tot een nutfah (waterdruppel). Vervolgens wordt het gelijkdurig een 3alaqah (bloedklonter). Vervolgens wordt het gelijkdurig een mudghah (vleesklomp). Vervolgens wordt naar hem de engel gestuurd die zijn ziel in hem blaast, en vier woorden wordt bevolen, (namelijk): het schrijven van zijn voorziening, zijn sterftijd, zijn daden en of hij gelukkig of ongelukkig is. Voorwaar, bij Degene naast Wie geen god is, iemand onder jullie zal de werken van de paradijsbewoners verrichten, totdat er slechts een el tussen hem en het paradijs is. Dan is het Boek [Allaah’s bevel] [14] hem vóór, en pleegt hij de werken van de helbewoners, en treedt het hellevuur in. En iemand onder jullie zal de werken van de helbewoners verrichten, totdat er slechts een el tussen hem en het hellevuur is. Dan is het Boek [Allaah’s bevel] hem vóór, en pleegt hij de werken van de paradijsbewoners, en treedt het paradijs in.”»[15]
“En naar deze zaak zal het licht verdeeld worden. En wie Allaah geen licht geeft, voorzeker, voor hem is er geen licht.”
Dit betekent dat hoe meer men naar dit doel leeft, des te meer licht men in zijn leven krijgt. Licht krijgt men door kennis te nemen van dit doel. Hoe meer men kennis neemt van dit doel, des te meer men bewust is van zijn leven, en des te meer men naar zijn doel kan leven. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿يَهْدِي بِهِ اللَّهُ مَنِ اتَّبَعَ رِضْوَانَهُ سُبُلَ السَّلامِ وَيُخْرِجُهُمْ مِنَ الظُّلُمَاتِ إِلَى النُّورِ بِإِذْنِهِ وَيَهْدِيهِمْ إِلَى صِرَاطٍ مُسْتَقِيمٍ ﴾ (المائدة:16)
“Allaah leidt hen ermee die Zijn welbehagen zoeken naar wegen van vrede, en Hij brengt hen vanuit de duisternissen naar het licht, met Zijn verlof, en Hij leidt hen naar een rechte pad.” (Aayah: 5/16).
‘Noer’ betekent in het Arabisch: licht in de duisternis. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa geeft daar een voorbeeld van. Hij subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَجَعَلَ الْقَمَرَ فِيهِنَّ نُوراً وَجَعَلَ الشَّمْسَ سِرَاجاً﴾ (نوح:16)
“En Hij heeft daarin de maan geplaatst als een licht en de zon als een lamp.”(Aayah: 71/16).
Ook zegt Hij:
﴿تَبَارَكَ الَّذِي جَعَلَ فِي السَّمَاءِ بُرُوجاً وَجَعَلَ فِيهَا سِرَاجاً وَقَمَراً مُنِيرا﴾ (الفرقان:61)
“Gezegend is Degene Die de sterrenstelsels in de hemel heeft gemaakt en daarin een lamp (de zon) en een verlichtende maan heeft geplaatst.”(Aayah: 25/61).
Wanneer we weten dat in het doel waarvoor wij geschapen zijn zich het licht in de duisternis bevindt, weten we dat we in duisternis en verlies leven wanneer we niet naar dat doel leven. Dit bewijst ook het vers dat eerder is geweest. Ook zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿أَوْ كَظُلُمَاتٍ فِي بَحْرٍ لُجِّيٍّ يَغْشَاهُ مَوْجٌ مِنْ فَوْقِهِ مَوْجٌ مِنْ فَوْقِهِ سَحَابٌ ظُلُمَاتٌ بَعْضُهَا فَوْقَ بَعْضٍ إِذَا أَخْرَجَ يَدَهُ لَمْ يَكَدْ يَرَاهَا وَمَنْ لَمْ يَجْعَلِ اللَّهُ لَهُ نُوراً فَمَا لَهُ مِنْ نُورٍ ﴾(النور:40)
“Of (de toestand van de ongelovige is) als de donkerten in de diepe zee, bedekt door golf op golf, waarop wolken zijn: donkerten boven op elkaar. Wanneer iemand zijn hand uitstrekt kan hij die bijna niet zien. En aan wie Allaah geen licht geeft: voor hem is er geen licht.” (Aayah: 24/40).
Maar degenen die Allaah wil leiden, hen zal het licht van Allaah treffen. En met Zijn licht zullen zij hun leven gelukkig en juist doorbrengen. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿اللَّهُ نُورُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ مَثَلُ نُورِهِ كَمِشْكَاةٍ فِيهَا مِصْبَاحٌ الْمِصْبَاحُ فِي زُجَاجَةٍ الزُّجَاجَةُ كَأَنَّهَا كَوْكَبٌ دُرِّيٌّ يُوقَدُ مِنْ شَجَرَةٍ مُبَارَكَةٍ زَيْتُونَةٍ لا شَرْقِيَّةٍ وَلا غَرْبِيَّةٍ يَكَادُ زَيْتُهَا يُضِيءُ وَلَوْ لَمْ تَمْسَسْهُ نَارٌ نُورٌ عَلَى نُورٍ يَهْدِي اللَّهُ لِنُورِهِ مَنْ يَشَاءُ وَيَضْرِبُ اللَّهُ الْأَمْثَالَ لِلنَّاسِ وَاللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴾ (النور:35)
“Allaah geeft het licht aan de hemelen en de aarde. De gelijkenis van Zijn licht is met een nis[16] met een lamp erin: de lamp bevindt zich in een glas. Het glas is als een stralende ster, die brandt (van de olie) van een gezegende olijfboom, die niet van het Westen en niet van het Oosten[17] is. Haar olie verlicht, hoewel zij (nog) niet door het vuur aangeraakt is. Licht op licht. Allaah leidt naar Zijn licht wie Hij wil. En Allaah maakt gelijkenissen voor de mensen. En Allaah is Alwetend over alle zaken.” (Aayah: 24/35).
عن عَبْدَ اللَّهِ بْنَ عَمْرٍو قال: سَمِعْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ يَقُولُ: »إِنَّ اللَّهَ عَزَّ وَجَلَّ خَلَقَ خَلْقَهُ فِي ظُلْمَةٍ فَأَلْقَى عَلَيْهِمْ مِنْ نُورِهِ فَمَنْ أَصَابَهُ مِنْ ذَلِكَ النُّورِ اهْتَدَى وَمَنْ أَخْطَأَهُ ضَلَّ فَلِذَلِكَ أَقُولُ جَفَّ الْقَلَمُ عَلَى عِلْمِ اللَّهِ« رواه أحمد و الترمذي وصححه الألباني 3
abdu-llaah ibn 3amr radiya-llaahu 3anhumaa heeft gezegd dat hij de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam heeft horen zeggen: «“Voorzeker, Allaah heeft Zijn schepselen in duisternis geschapen. Vervolgens strooide Hij wat van Zijn licht over hen. Voorwaar, al wie wat wordt getroffen door dat licht, voorwaar, hij wordt geleid, maar al wie niet wordt getroffen door het (licht), voorwaar, hij wordt misleid. Daarom zeg ik: (de inkt van de) pen is gedroogd wat betreft de kennis van Allaah.”»[18]
Zo komen we tot de conclusie dat alles wat Allaah heeft geschapen voor maar één doel is geschapen, namelijk een geweldig en verheven doel. Zo geweldig en verheven dat Allaah de gehele aanwezigheid slechts voor dit doel heeft geschapen, zoals we in de voorafgaande uitleg hebben kunnen vernemen. Maar wat is nou dit doel dat zo geweldig en verheven is?
- “Privilege” betekent: voorrecht, omstandigheid waardoor men begunstigd is. [↩]