Thuwaybah, de slavin van aboe Lahab, de slavin van benie Hishaam
Zaynab bint aboe Salamah radiya-llaahu 3anhaa heeft verhaald dat umm Habiebah radiya-llaahu 3anhaa haar bericht heeft, dat zij zei: “O Boodschapper van Allaah, huw mijn zus, de dochter van aboe Sufyaan.” Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “Wil je dat graag?”
Zij zei: “Ja, het is niet dat ik niet verlegen ben om jou1, voorzeker, jij bent de meest geliefde onder degenen die met mij in de goedheid van mijn zus deelneemt.” Vervolgens zei de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam: “Voorzeker, dat is voor mij niet toegestaan.” Zij zei: “Voorzeker, wij bespraken het feit dat jij de dochter van aboe Salamah wil trouwen.” Hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei: “De dochter van umm Salamah?” Zij zei: “Ja.” Vervolgens zei hij: “Voorwaar, zou zij mijn stiefdochter in mijn schoot niet zijn, dan zou ze (ook) niet toegestaan zijn voor mij. Voorzeker, zij is een dochter van mijn zoogbroeder. Mij en aboe Salamah heeft Thuwaybah gezoogd. Voorwaar, bied jullie dochters en jullie zussen niet aan mij aan.”2
Ibn Shihaab zei: “De toestand van umm Ayman, de moeder van Usaamah ibn Zayd, was dat zij een slavin was van 3abu-llaah zoon van 3abdu-l-Muttalib, en zij kwam uit al-Habashah3. Voorwaar, toen Aaminah de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam baarde, nadat zijn vader gestorven was, verzorgde umm Ayman hem, totdat de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam ouder werd. Vervolgens kocht hij haar vrij en huwde hij haar met Zayd ibn Haarithah. Vervolgens is zij vijf maanden na de dood van de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gestorven.”4
Haliemah a-Ssa3diyyah
3abdu-llaah ibn Dja3far ibn abie Taalib radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald, hij zei: “Toen de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam geboren was, arriveerde Haliemah a-Ssa3diyyah in een groep vrouwen van benie Sa3d ibn Bakr die in Mekkah zochten naar zuigelingen. Haliemah zegt: “Ik vertrok met de eerste groep vrouwen op een witte ezelin, en met mij mijn echtgenoot al-Haarith ibn 3abdu-l-3uzzaa, één van de zonen van Sa3d ibn Bakr, en vervolgens één van de zonen van a-Nnaadirah. Onze ezelin bloedde, en met ons in het konvooi was er een oude vrouwtjeskameel die geen druppel melk meer gaf, in een droog jaar. De mensen verhongerden, totdat oververmoeidheid hen overviel. Met mij was ook mijn zoon, bij Allaah, hij liet ons in de nachten niet slapen, en ik had niets in mijn bereik om hem zoet te houden, behalve dat wij op regen in nood hoopten. En wij bezaten lammen waartoe wij ons wendden. Voorwaar, toen wij in Mekkah arriveerden, bleef er niemand van ons over, of haar werd de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam aangeboden, waarop zij hem verafschuwde. Voorwaar, wij zeiden: “Het is een wees, en het is slechts de vader die gul is jegens de zoogster en haar goed behandelt. Wat zouden de moeder, de oom en de opa voor ons kunnen doen?! Voorwaar, al mijn vriendinnen namen een zuigeling, voorwaar, toen ik geen andere kon vinden, keerde ik naar hem terug en nam ik hem. Bij Allaah, ik nam hem slechts omdat ik geen andere kon vinden. Ik zei tegen mijn metgezel (echtgenoot): “Bij Allaah, ik zal deze wees van benie 3abdu-l-Muttalib nemen, misschien zal Allaah ons ermee baten, en zodat ik niet als enige onder mijn vriendinnen zonder iets terugga.” Hij zei: “Je hebt gelijk.” Zij zei: “Ik nam hem mee, en ging met hem naar onze bagageplek, bij Allaah, op het moment waarop ik op mijn bagageplek aankwam, en ik overnachtte, werden mijn borsten met melk gevuld, en leste ik zijn dorst en die van zijn broer. Vervolgens stond zijn vader op naar onze oude vrouwtjeskameel en bevoelde haar, en constateerde dat zij volle uiers had. Vervolgens molk hij haar en leste mijn dorst en de zijne, en zei vervolgens: “O Haliemah, weet je, bij Allaah, wij hebben zeker een gezegende ziel getroffen, en voorzeker, Allaah heeft hiervoor meer dan onze wensen gegeven.” Zij zei: Wij overnachtten in een beste nacht waarin we verzadigd waren, terwijl wij (daarvoor) onze nachten niet konden slapen met ons kind.
En de volgende dag keerden ik en mijn vrienden terug naar ons woongebied. Ik stapte op mijn witte ezelin en tilde hem met mij mee, voorwaar, bij Degene Die de ziel van Haliemah in zijn hand heeft, ik haalde het konvooi in, totdat de vrouwen zeiden: “Wacht op ons, is dat jou ezelin waarop je bent vertrokken?” Zij zei: “Ja.” Zij zeiden: “Voorzeker, zij bloedde toen wij arriveerden, wat is dan haar toestand?” Ik zei: “Bij Allaah, ik til erop een gezegend kind.”
Voorwaar, Allaah bleef voor ons elke dag goedheid vermeerderen, totdat wij arriveerden terwijl de mensen sliepen. Voorwaar, wanneer onze herders gingen hoeden en terugkeerden, keerden de lammen van benie Sa3d hongerig terug, en keerden mijn lammen verzadigd terug, met volle buiken en gevulde uiers, en wij molken en dronken. Zij (de mensen) zeiden: “Wat is de toestand van de lammen van al-Haarith ibn 3abdu-l-3uzzaa, en de lammen van Haliemah, zij komen verzadigd met volle uiers terug, terwijl jullie lammen hongerig terugkomen? Wee jullie, weid5 waar de lammen van hun herders weiden.” Voorwaar, zij weidden met hen, en kwamen alleen maar hongerig terug zoals voorheen, terwijl mijn lammen zoals voorheen bleven.
En hij een doormaakte een groei die geen enkel kind zou doormaken, hij groeide in een dag de groei van een kind in een maand, en groeide in een maand de groei van een jaar. Toen hij de leeftijd van twee jaar bereikte, brachten wij hem naar Mekkah, ik en zijn vader. Wij zeiden (tegen elkaar): “Bij Allaah, wij zullen hem niet verlaten zolang wij daartoe in staat zijn. Toen wij bij zijn moeder aankwamen, zeiden wij: “O moeder, bij Allaah, wij hebben geen kind gezien dat een geweldigere zegening heeft dan hij, en wij vrezen voor hem de plagen en de ziekten van Mekkah, voorwaar, laat ons ermee terugkeren totdat je van je ziekte geneest. We bleven haar overtuigen, totdat ze het toeliet, waarna wij met hem terugkeerden en drie of vier maanden verbleven.
Voorwaar, terwijl hij met zijn broer achter de huizen met hun lammetjes speelde, kwam hij plotseling trillend aan terwijl ik en zijn vader in onze korte kleren waren, hij zei: “Voorzeker, er kwamen naar mijn broer van Quraysh, twee mannen die wit gekleed waren. Zij namen hem, lieten hem liggen en spleten zijn buik.” Vervolgens traden ik en zijn vader terwijl hij trilde, naar buiten, en vonden hem staande terwijl hij verkleurd was. Voorwaar, toen hij ons zag rende hij huilend naar ons toe, vervolgens namen ik en zijn vader hem, en omhelsden hem, en vroegen: “Wat is er met je, ik offer mijn vader voor jou6?” Hij zei: “Er kwamen twee mannen die mij lieten liggen en mijn buik spleten en er iets mee deden, en herstelden het vervolgens tot de oorspronkelijke staat.” Vervolgens zei zijn vader: “Bij Allaah, ik denk dat mijn zoon getroffen is.7 Ga vluchtig naar zijn familie en geef hem terug, voordat hetgeen zichtbaar wordt waar wij voor vrezen.”
Wij tilden hem mee en kwamen met hem bij zijn moeder aan. Toen zij ons zag verbaasde zij zich over onze toestand, en zei: “Wat heeft jullie doen terugkeren voordat ik jullie erom vroeg, terwijl jullie eerder vasthielden aan hem bij jullie houden?” Wij zeiden: “Niets, behalve het feit dat Allaah zijn zoogtijd heeft doen voltooien, en hetgeen wij vernamen ons plezierde. Wij hebben liever dat wij hem teruggeven zoals jullie wensen.” Zij zei: “Voorzeker, jullie zitten met een situatie, voorwaar, vertelt mij wat het is.” Zij bleef aandringen totdat wij het haar vertelden. Vervolgens zei zij: “Welnee, bij Allaah, Allaah zal hem dat niet laten overkomen, voorzeker, mijn zoon heeft een geweldige positie, ik zal jullie over hem berichten. Voorzeker, ik was zwanger van hem, voorwaar, bij Allaah, ik heb nooit een zwangerschap gehad die lichter en makkelijker was voor mij dan die van hem. Ook heb ik toen ik zwanger van hem was gezien dat er licht uit mij scheen dat de nekken van de kamelen in Busraa heeft doen verlichten -of zij zei: de kastelen van Busraa- en toen ik van hem beviel, bij Allaah, hij viel niet uit mijn buik zoals de kinderen uit de buik vallen, voorzeker, hij viel steunend met zijn handen op de grond en zijn hoofd opgeheven naar de hemel. Voorwaar, laat hem.” Vervolgens lieten wij hem en vertrokken.”8
- Met “niet verlegen ben om jou” wordt bedoeld: “geen behoefte heb aan jou”. [↩]
- Deze hadieth is overgeleverd door imaam al-Bukhaarie, imaam Muslim, imaam ibn Maadjah, imaam a-Nnasaa’ie en imaam ibn Sa3d. [↩]
- ‘Al-Habashah’: hieronder vallen tegenwoordig de volgende landen: Ethiopië, Somalië en Kenia. [↩]
- Deze hadieth is overgeleverd door imaam Muslim. [↩]
- ‘weid’ komt van ‘weiden’, en betekent ‘laten grazen’. [↩]
- “ik offer mijn vader voor jou”: deze uitdrukking wordt niet letterlijk bedoeld. [↩]
- Hiermee wordt bedoeld: getroffen door het boze oog, tovenarij, of djinns. [↩]
- Deze hadieth is overgeleverd door imaam ibn Hibbaan, imaam a-Ttabaraanie, imaam al-Bayhaqie, imaam Ishaaq ibn Raahawie, imaam ibn aboe Ya3laa en imaam ibn Ishaaq. [↩]