ALLAH ZEGT: {MAAR NA HEN VOLGDEN ANDERE GENERATIES DIE DE SALAAT ACHTERWEGE LIETEN EN DE BEGEERTEN VOLGDEN EN DAAROM ZULLEN ZIJ VERLIES TEGEMOET ZIEN}[19:59]
Het gebed heeft een hoge status in de Islam, mede door het feit dat het gebed ons in de hemel is opgelegd door Allah op de nacht van Israe en Mi’raaj. Het toendertijd opgelegde aantal gebeden was 50 per dag, maar onze Profeet Mohammed keerde steeds naar Allah terug en vroeg Hem om vermindering. Uiteindelijk werd het aantal gebeden per dag teruggebracht naar vijf, maar het zou de zegeningen van 50 gebeden hebben. f
Het gebed is ook het eerste waar Allah naar zal vragen op de Dag des Oordeels. Is het gebed goed verricht, dan wordt er verder gekeken naar zijn andere daden. Mocht het niet (goed) zijn verricht (moge Allah ons behoeden), dan zijn zijn andere daden verder vruchteloos.
Het gebed is eveneens een heel belangrijke pilaar in de Islam. Het verrichten ervan moet geschieden in navolging van de Profeet, die zei: “Bidt zoals jullie mij hebben zien bidden.”
De geleerden hebben de manier waarop de Profeet zijn gebed verrichtte heel precies beschreven in talrijke boeken. Deze lezing bevat een beknopte maar tegelijkertijd precieze beschrijving van het gebed aan de hand van ahadieth.
De soetrah
Voordat je begint met het gebed, moet je iets vóór je plaatsen, vóór de plaats waarop je met het voorhoofd op de grond zal komen (in de ‘sadjdah’-houding). Zo’n voorwerp heet ‘soetrah’ en wordt gebruikt wanneer je alleen bidt. Iemand anders die dan vóór je langs wil lopen, kan dat, als hij maar aan de buitenkant van de soetrah blijft. Als je in een groep bidt, dan is de Imaam (voorganger in het gebed) je soetrah. De Imaam hoort dan wel een eigen soetrah vóór zich te hebben.
De qiblah
Als je gaat bidden moet je je, waar je je ook maar bevindt, richten naar de Kabah. De Kabah is het zwart beklede vierkante gebouw in de gewijde moskee van Mekka, in Saoedi-Arabië (in Nederland richt je je ongeveer naar het zuidoosten). De richting naar de qiblah is een uiterst belangrijke voorwaarde bij het bidden. Als je je echter op een plaats bevindt, zoals een woestijn, jungle of een onbekende stad en je kent er de richting van de qiblah niet, dan moet je je best doen om de juiste richting te vragen aan anderen. Wanneer dit ook onmogelijk is, kies dan met je gezond verstand de richting waarvan je denkt dat het de qiblah is en Allah zal, als Hij wil, je gebed aanvaarden.mHet is belangrijk dat je (voor de aanvang van het gebed) de richting van de qiblah aanneemt, maar het is geen probleem wanneer de richting tijdens het gebed verandert, zoals gebeurt wanneer je op een schip, in een trein of in een vliegtuig bidt. Tegenwoordig bestaan er kompassen die speciaal zijn gemaakt om de richting van de qiblah aan te geven. Dit is een handig middel wanneer je je op een vreemde plek of in het vliegtuig bevindt.
De intentie
Nadat je in de richting van de qiblah bent gaan staan, maak je de ‘nijjah’ (intentie). Je maakt de intentie in je gedachten: je neemt je dus voor dat je een bepaald verplicht, soennah of nafl-gebed gaat bidden. Je mag de nijjah nooit hardop zeggen, want de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) heeft dat nooit gedaan en heeft dat ook niet goedgekeurd.
De takbieratoel ihraam
Na de nijah begin je het gebed met het zeggen van: ‘Allaahoe Akbar'(Allah is de Allergrootste), terwijl jebeide handen boven schouderhoogte brengt, met je vingers uitgestrekt naar de oorschelpen. Dan vouw je je handen op je borst, de rechterhand op de linker. Deze allereerste ‘Allaahoe Akbar’ heet de takbieratoel ihraam (de Allaahoe Akbar met het verbod), omdat hiermee het gebed begint en vanaf dit moment alle gewone en wereldse daden, spraak en bewegingen verboden zijn. Tijdens het hele gebed richt je je ogen op het punt waar je je voorhoofd op de grond zal leggen in de sadjdah-houding.
Hoe plaats je je handen na de takbieratoel ihraam?
Sommige mensen plaatsen hun handen onder hun navel, anderen onder hun borst, en andere verklaren dat de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) gewoonlijk zijn handen op zijn borst hield.
Enkele van deze ahadiets hebben we verzameld.
1. Halb At-Thaa-ie (moge Alah tevreden met hem zijn) vertelde: “Ik zag Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) op zijn borst zijn rechterhand over zijn linkerhand leggen.” (Ahmad, At-Tirmidzi)
2. Waa’il ibn Hoedjr (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Ik bad met de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) en hij legde op zijn borst zijn rechterhand over zijn linkerhand.” (Moeslim)
Er zijn ook andere verhalen waarin gezegd wordt, dat enkele fiqh-geleerden (islamitische wetsgeleerden) gewoonlijk hun handen onder hun borst maar boven hun navel hielden. Het is juist om je handen op één van deze plaatsen te houden, maar het is beter om volgens de gewoonte van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) de handen op de borst te houden (zie bovenstaande authentieke ahadiets).
De recitatie voorafgaand aan soerah Al-Faatihah
Er zijn meerdere doe’a’s (smeekbeden) die de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) gewoonlijk reciteerde vóór soera Al-Faatihah. Hier volgen er twee van: ‘Allaahoemma baa’id bainie wa baina khathaajaaja kamaa baa’adta bainalmasjriqi wal-maghrib, Allaahoemma naqqinie min khathaajaaja kamaa joenaqqats-tsawboel-abjadhoe minad-danas, Allaahoemmaghsilnie min khathaajaaja bil-maa’i wats-tsaldji wal-barad’
“Oh Allah, verwijder mij van mijn zonden zoals U het oosten en het westen van elkaar verwijderd hebt, oh Allah, maak mij schoon van mijn zonden zoals een wit kledingstuk van vuil is gereinigd na grondig wassen, oh Allah, was mijn zonden van mij weg met water, sneeuw en hagel.” (Boekharie en Moeslim)
Als je de juist genoemde doe’a niet kent, dan hoor je het volgende te lezen:
Van Oemar is overgeleverd dat de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) de volgende doe’a zei na de takbieratoel ihraam: “Soebhaanak-Allaahoemma wa bi-hamdika, wa tabaarakas-moeka wa ta’aala djaddoeka wa laa ilaaha ghairoeka”
‘Heilig bent U, oh Allah en alle lof en glorie behoort U en gezegend is Uw naam en verheven Uw majesteit en niemand is waard aanbeden te worden behalve U.’
Je kunt ofwel beide doe’a’s reciteren of één van deze of een andere door de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) goedgekeurde doe’a en er zijn er ongeveer zeven.
Deze doe’a’s kun je vinden op verschillende plaatsen in de hadiets-boeken, namelijk van Moeslim, At-Tirmidzi, Moesnad Imaam Ahmad, Aboe Dawoed, Ad-Daaroeqoethni, An-Nasaa’i, Ibn Maadjah, Ibn Hibban, Moewaththah Imam Maalik.
Je kunt ook al deze zeven doe’a’s samen reciteren voorafgaande aan soerah Al-Faatihah.
Deze recitatie wordt de ‘doe’a-oel-istiftaah’ genoemd, wat betekent ‘openingsdoe’a.
Je hoort deze alleen te reciteren in de eerste rakaat (d.w.z. na de eerste keer Allaahoe Akbar).
De ta’aawoedz
Dan zeg je:
A‘oedzoe bi-Llaahi minasjsjaithaanir-radjiem: Ik zoek mijn toevlucht bij Allah tegen de vervloekte duivel. Dit hoor je alleen in de eerste rakaat te zeggen.
Soera Al-Faatihah (De Opening)
Dan reciteer je de “Openingssoerah”, in het Arabisch: ‘Soeratoel-Faatihah’:
Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem. In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Al-hamdoe li-Llaahi Rabbil ‘aalamien Alle lof en dank is aan Allah de Heer van de wereldwezens
Ar-Rahmaanir-Rahiem De Barmhartige, de Genadevolle
Maaliki jawmiddien De Enige Eigenaar van de Dag des Oordeels
Ijjaaka na’ boedoe wa ijjaaka nasta’ien U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp
Ihdinash-shiraathal-moestaqiem Leidt ons op het rechte pad
Shiraathal-ladziena an’amta ‘alaihim Het pad van degenen die Uw gunsten hebben gekregen
Ghairil-maghdoebi ‘alaihim wa ladhdhaallien niet van degenen die Uw woede hebben gewekt of van degenen die dwalen
Amien Amien
Het reciteren van soerah al-Faatihah is noodzakelijk. De Profeet Mohammed (v.z.m.h.) zei, dat geen enkel gebed geldig is als soera al-Faatihah er niet ingereciteerd is.
a) ‘Oebaadah ibn Shaamit (moge Allah tevreden zijn met hem) vertelde dat de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) zei: ‘Geen enkel gebed is aanvaardbaar zonder dat soerah al-Faatihah erin gereciteerd is.’ (Boekharie, Moeslim, Ahmad, Aboe Dawoed, At-Tirmidzi, An-Nasaa’i, Ibn Maadjah)
b) Aboe Hoerairah (moge Alah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) zei, dat wanneer iemand welk gebed dan ook bidt, terwijl hij daarin de Moeder van de Qoer-aan, of zoals in een andere hadietsversie de Opening van het Boek (dit is soera Al-Faatihah) niet leest, zijn gebed onvolledig is, het gebed onvolledig is, het gebed onvolledig is. (Boekharie, Moeslim, Ahmad)
c) Aboe Hoerairah (vertelde) dat Allah’s Boodschapper (v.z.m.h.) zei: ‘Geen gebed zal goed voor iemand zijn wanneer hij er soerah al-Faatihah niet in leest.’ (Ibn
Khoezaimah, Ibn Hibban, Ahmad)
Uit bovenstaande ahadiets leren we dat soerah al-Fatiha in elke rakaah van elk soort gebed gereciteerd of gelezen hoort te worden.
‘Amien’
Het is soennah, om ‘Amien’ te zeggen wanneer je klaar bent met het lezen van soera al-Faatiha. Als je alleen bidt, zeg je zachtjes ‘Amien’ en als je een gezamenlijk gebed bidt achter een Imaam, dan zeg je ‘Amien’ uit volle borst, nadat de Imaam het laatste vers van soera al-Fatiha heeft gezegd. Als er ‘Amien’ wordt gezegd, dan horen alle stemmen gezamenlijk te klinken, op hetzelfde moment.
Er zijn veel ahadiets, die bewijzen dat het zeggen van ‘Amien’ hardop, een soennah van de heilige Profeet (v.z.m.h.) is en de gewoonte van de metgezellen. We zullen hier enkele van deze ahadith noemen.
1. Na’iem al Moedjammar vertelde: “Ik bad achter Aboe Hoerairah (moge Allaah tevreden met hem zijn). Hij reciteerde ‘Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem’, toen reciteerde hij soerah al-Faatihah en toen hij bij ‘waladh-dhaallien’ was, zei hij daarna ‘Amien’ en de mensen achter hem zeiden ‘Amien’.” (Boekharie)
2. Aboe Hoerairah (moge Alah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Boodschapper van Allah (v.z.m.h.) zei: “Als de Imaam zegt ‘ghairil-maghdoebi ‘alaihim waladh-dhaallien’ moeten jullie allemaal ‘Amien’ zeggen, omdat de engelen ‘Amien’ zeggen en de Imaam ‘Amien’ zegt. En wie ‘Amien’ zegt en zijn stem klinkt samen met die van de engelen, daarvan zullen zijn zonden hem vergeven worden’. (Ahmad, Aboe Dawoed, An-Nasaa’i)
3. ‘Aaisjah (moge Alah tevreden met haar zijn) vertelde dat de Boodschapper van Allah (v.z.m.h.) zei: “De joden zijn vanwege twee zaken heel jaloers op de moslims, (a) dat wij iemand met ‘As-salaamoe ‘alaikoem’ begroeten en (b) dat wij (hardop) ‘Amien’ zeggen achter de Imaam.” (Ahmad, Ibn Maadjah)
4. ‘Athaa vertelde: “Ik trof 200 metgezellen aan, biddend in de moskee van de Profeet (v.z.m.h.) en toen de Imaam zei ‘wa ladh-dhaallien’, hoorde ik de echo van hun stemmen nagalmen met ‘Amien’.
De recitatie na soerah Al-Fatiha
Het is soennah om, in de eerste twee raka’aat van het verplichte gebed, na soerah al-Fatiha een soerah uit de Qoer-aan te lezen. Je kunt één of meer soerah’s (hoofdstukken) reciteren. Hier zijn enkele korte soerah’s die je kunt reciteren.
Heilige Koran | Soerah 112 | Al-Ikhlaash |
Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Qoel hoewallaahoe ahad Zeg: “Hij is Allah, de Enige
Allaahoesh-shamad Allah is de enigste van Wie al het geschapene afhankelijk is
Lam jalid wa lam joelad Hij verwekt niet noch is verwekt
Wa lam jakoel-lahoe koefoewan ahad En er is niemand die met Hem te vergelijken is
Heilige Koran | Soerah 113 | Al-Falaq |
Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Qoel a’oedzoe bi-Rabbil-falaq Zeg: “Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer van de dageraad
Min sjarri maa khalaq Tegen het kwaad wat Hij geschapen heeft
Wa min sjarri ghaasiqin idzaa
waqab
En tegen het kwaad van de duisternis en wat met deze duisternis komt
Wa min sjarrin-naffaatsaati fiel-
‘oeqad
En tegen het kwaad van degenen die op knopen blazen
Wa min sjarri haasidin idzaa hasad En tegen het kwaad van de jaloerse wanneer hij jaloers is
Heilige Koran | Soerah 113 | An-Naas |
Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Qoel a’oedzoe bi-Rabbinnaas Zeg: “Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer der mensheid
Maliki-n-naas de Koning der mensheid
Ilaahinnaas de God der mensheid
Min sjarril-waswaasil-khannaas Tegen het kwaad van de influisteraar
Alladzie joewaswisoe fie soedoerinnaas
Die in de borsten van de mensheid influistert
Minal-djinnati wannaas van onder de djinns en de mensen
Vervolgens zeg je in het gebed ‘Allaahoe Akbar’,waarbij je beide handen boven schouderhoogte opheft, met de handpalmen naar buiten gericht en de vingers gestrekt tegen de oorschelpen.
De roekoe’ (buigstand)
Dan buig je voorover tot roekoe-stand; dat is met je bovenlijf horizontaal naar voren gebogen, met rechte rug. De handen steunen dan op de knieën met de vingers gespreid. De armen raken het lichaam niet. Je hoort rustig en stevig in deze roekoe’-houding te staan en je niet te haasten.
Dan zeg je zachtjes minstens drie maal:
Soebhaana Rabbijal-‘adziem Glorie is voor mijn Heer, de Allergrootste
Je kunt het drie, vijf, zeven, negen, elf (etc.) keer zeggen. Er zijn enkele andere doea’s (smeekbedes) die nu hier gezegd kunnen worden, nadat je minstens drie maal ‘soebhaana rabbijal-‘adziem’ hebt gezegd.
Andere doe’a’s in de roekoe’-stand:
‘Aaisjah (moge Allah tevreden met haar zijn) vertelde, dat de Boodschapper van
Allah (v.z.m.h.) in de roekoe’-stand meestal deze doe’a las:
‘Soebhaanaka-Llaahoemma Rabbanaa wa bi-hamdika. Allaahoemmaghfirlie’.
‘Glorie is aan U, oh onze Heer en alle lof is aan U. Oh Allah, vergeef mij.’
‘Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Profeet (v.z.m.h.) in de
roekoe-stand gewoonlijk deze doe’a las:
‘Allaahoemma laka raka’toe wa bika aamantoe wa laka aslamtoe. Anta Rabbie,
khasji’a sam’ie wa basharie wa moekhkhie, wa ‘azdmie, wa ‘ashabie, wa
mastaqallat bihie qadamajja Lillaahi Rabbil ‘aalamien
‘Oh mijn Heer, ik ben gebogen voor U en ik heb geloof in U en ik heb mij
onderworpen aan U. U bent mijn Heer, mijn gehoor, mijn gezichtsvermogen, mijn
hersenen, mijn botten, mijn pezen en alles wat door mijn voeten gedragen wordt is
in overgave aan de Heer der werelden.’ (Moeslim, Ahmad, Aboe Dawoed)
Er zijn nog meer doe’a’s die de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) in de roekoe’-stand las en je kunt ze in andere hadietsboeken vinden.
De juiste houding in de roekoe’ en de sadjdah (voorhoofd op de grond)
Aboe Mas’oed al Badrie (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde, dat de
Boodschapper van Allah (v.z.m.h.) zei: “Allah neemt het gebed van iemand die
zijn rug niet recht houdt tijdens de roekoe’- en de sadjdah-houding niet aan.” (Ibn
Khoezaimah, Ibn Hibban, At-Thabraanie)
Aboe Qataadah (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Boodschapper
van Allah (v.z.m.h.) zei: “De slechtste dief is degene die van zijn gebed steelt.”
Toen vroegen de metgezellen: “Hoe kan iemand van zijn gebed stelen?” De Profeet
(v.z.m.h.) antwoordde: “Hij maakt de roekoe’ en de sadjda niet helemaal goed af.”
Of hij zei: “Hij houdt zijn rug niet recht tijdens de roekoe’ en de sadjda.” (Ahmad,
At-Thabraani, Ibn Khoezaimah, Haakim)
Deze hadith bewijzen dat de roekoe’ en de sadjdah in alle rust gemaakt horen te worden, langzaam en correct en anders is het gebed onvolledig.
De qawmah (rechtop staan)
Na een juiste roekoe’ richt je je hoofd uit de roekoe’ op en zegt:
‘Sami ‘a-Llaahoe liman-hamidah.’ ‘Waarlijk Allah hoort degene die Hem prijst.’
Dan hef je je handen boven schouderhoogte, de palmen naar buiten gericht en de vingers gestrekt naar de oorschelp. Daarna breng je je handen naar beneden, langs je zijde. In de staande positie hoor je helemaal rechtop te staan, zodat alle gewrichten van het lichaam weer op hun plaats komen. Terwijl je in deze positie staat, reciteer je één of alle volgende doe’a’s zo vaak als je wenst.
Doe’a tijdens de qawmah
Rabbanaa lakal-hamd ‘Oh onze Heer, alle lof is voor U’
‘Rabbanaa lakal-hamdoe hamdan katsieran thajjiban moebaarakan fieh.’
‘Oh onze Heer, alle lof is aan U, heel veel zuivere en gezegende lof is aan U.’
Aboe Sa’ied al-Goedrie (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat als de
Boodschapper van Allah (v.z.m.h.) zei ‘Sami ‘a-Llaahoe liman-hamidah.’ hij
daarna als volgt zei:
Allaahoemma rabbanaa lakal-hamd mil-as-samaawaati wa mil-al-ardhi wa mil-a
maa sji’ta min-sjai’in ba’doe. Ahlats-tsanaa’i wal-madjdi ahaqqoe maa qaalal
‘abdoe. Wa koelloenaa laka ‘abd: Allaahoemma laa maani’a limaa ‘a thaita. Wa
laa moe’thija li-maa mana’ta. Wa laa janfa’oe dzal-djaddi minkal-djadd
‘Oh Allah, onze Heer alle lof is voor U, zoveel als er de hemelen en de aarde mee
gevuld kan worden en alles wat U er daarna ook mee wilt vullen. U bent het waard
geprezen en geëerd te worden. U bent meer waard dan wat Uw dienaar heeft
gezegd en wij zijn allemaal Uw slaven. Niemand kan tegengaan wat U wenst te
geven en niemand kan geven wat U niet wenst te geven en iemand met een hoge
stand kan zichzelf of een ander van zijn stand niet bevoordelen tegen Uw wil.
(Moeslim, Ahmad, Aboe Dawoed)
Er zijn nog andere doe’a’s die in de qawmah-positie gezegd kunnen worden en ze zijn te vinden in andere hadietsboeken.
De eerste sadjdah (buiging voorover op de grond).
Na de juiste qawmah beweeg je om de sadjda te maken, terwijl je zegt ‘Allaahoe Akbar’. Je legt je voorhoofd op de grond, doet de handpalmen naar beneden op de grond en naast het gezicht. De knieën komen op de grond. De vingers en de tenen horen naar de qiblah te wijzen, zonder dat de vingers van de handen gespreid zijn.
Tijdens deze ‘prostratie’ (vooroverbuiging met het voorhoofd op de grond) horen zeven lichaamsdelen de grond te raken:
1. het voorhoofd met het puntje van de neus;
2. beide handen;
3. beide knieën en
4. de onderkant van de tenen van beide voeten.
In deze houding zeg je:
Soebhaana Rabbi-jal-‘Alaa Glorie is voor mijn Heer, de Allerhoogste
De andere doe’a’s in de sadjdah-houding
1. ‘Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Boodschapper van
Allah (v.z.m.h.) gewoonlijk tijdens de sadjdah zei:
Allaahoemma laka sadjadtoe. Wa bika aamantoe. Wa laka aslamtoe. Sadjada
wadjhija lilladzie khalaqahoe. Wa shawwarahoe fa ahsana soewarahoe. Wa sjaqqa
sam’ahoe wa basharahoe. Fatabaaraka-Llahoe ahsanoel-khaaliqien.
Oh Allah, voor U ben ik voorovergebogen en ik geloof in U en tot U heb ik mij
overgegeven. Mijn voorhoofd ligt op de grond voor Hem, Die het geschapen heeft
en er een vorm aan gegeven heeft en het perfekt heeft gemaakt. Daarna heeft Hij
er de kracht aan gegeven om ermee te horen en te zien. En Allah’s naam zij
gezegend, de Volmaakte Schepper. (Moeslim)
2. Aboe Hoerairah (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de
Boodschapper van Allah (s.a.w.) gewoonlijk in de sadjdah zei:
Allaahoemmaghfirlie dzanbie koellahoe diqqahoe wa djillahoe wa awwalahoe wa
aakhirahoe wa ‘alaanijjatahoe wa sirrahoe
‘Oh Allah, vergeef al mijn fouten, de kleine en de grote, die ik voorheen gemaakt
heb, die ik nog zal maken, die ik openlijk maak en die ik in het verborgene maak.’
(Moeslim, Aboe Dawoed, Haakim)
Er zijn nog meer doe’a’s die de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) in de sadjda zei, maar deze zijn te lang om hier te noemen. Ze zijn in de authentieke hadieth boeken te vinden, zoals Moeslim, Ahmad, An-Nasaa’i, Aboe Dawoed etc. Het is niet vreemd dat de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) lang in de roekoe’ en in de sadjdah bleef staan/ zitten.
Alle authentieke, betrouwbare doe’a’s kunnen na ‘soebhaana Rabbijal-‘Alaa’ gezegd worden, ofwel alleen ofwel meerdere of alle doe’a’s samen. Dit hangt af van iemands beschikbare tijd en de capaciteit. In de sadjdah-houding ben je het dichtst bij Allah. De sadjdah hoort rustig en zachtjes, zonder gejaagdheid gemaakt te worden en je maakt zoveel mogelijk doe’a’s. (In het algemeen kunnen hier ook persoonlijke doe’a’s gedaan worden, voor jezelf of anderen en voor alle moslims.)
De djalsah (het zitten tussen twee sadjdah’s)
Nadat je de sadjdah juist en in alle rust hebt verricht, hef je je hoofd op uit de sadjdah en zeg je ‘Allaahoe Akbar’.Je buigt dan je linkervoet en gaat er op zitten, terwijl je rechtervoet onder je rechtop staat, met de tenen richting de qiblah. Je handpalmen rusten op de dijen en knieën. De rug is recht, zodat de gewrichten op hun plaats zijn.
Het is soena om de volgende doe’a tijdens de djalsah te zeggen:
Allaahoemmaghfir-lie warhamnie wahdinie wa ‘aafanie warzoeqnie wadjboernie
warfa’nie.
‘Oh Allah, vergeef mij en heb genade met mij en leidt mij op de rechte weg en geef
mij gezondheid en schenk mij toegestane (halaal) middelen van bestaan en vul
mijn tekortkomingen aan en maak mijn positie verheven.’
Deze doe’a kun je één keer zeggen of zoveel malen als je wilt.
De tweede sadjdah
Dan maak je de tweede sadjdah, waarbij je zegt ‘Allaahoe Akbar’ en waarbij je doet zoals je in de eerste sadjdah deed.
De djalsah-istiraahah (het zitten voor rust)
Dan richt je je hoofd weer op zeggende ‘Allaahoe Akbar’ en je zit even zoals je in de djalsah zat. Dit doe je voordat je opstaat voor de tweede rakaah.
De tweede rakaat
Nadat je bent opgestaan voor de tweede rakaat vouw je je handen op je borst, zoals in de eerste rakaat. Je begint te reciteren met ‘Bismillaah…. en soerah al-Faatihah en daarna een ander deel of soerah van de Edele Qoer-aan.’ Dan maak je deze rakaat af zoals je de eerste rakaat hebt gemaakt. Als je een stuk of soerah van de Qoer-aan kiest om te reciteren in de tweede of andere rakaat, dan hoor je de volgorde van de Qoer-aan aan te houden. In de tweede rakaat lees je een vers of soerah die in de Qoer-aan komt na het vers of de soerah die je in de eerste rakaat las. Hierbij geldt dat de recitatie in de eerste rakaat langer of even lang moet zijn als de recitatie in de tweede rakaat.
De tasjahhoed
Nadat je de laatste sadjdah van de tweede rakaah hebt afgemaakt, hef je je hoofd weer op en zeg je: ‘Allaahoe Akbar’. Je gaat dan zitten zoals je zat tussen de twee sadjdah’s en je houdt je linkerhand op je linkerknie en je rechterhand op je rechterknie. Je spreidt je vingers, sluit de vuist van je rechterhand en steekt alleen je wijsvinger recht vooruit. Dan komt de duim langs de wijsvinger te liggen en steekt mee vooruit.
In deze houding zeg je de tasjahhoed, de getuigenis:
‘At-tahijjaatoe li-Llaahi was-shalawaatoe wat-thajjibaatoe. As-salaamoe ‘alaika
ajjoehan-nabijjoe wa rahmatoe-Llaahi wa barakaatoehoe. As-salaamoe ‘alainaa wa
‘alaa ‘ibaadi-Llaahish-shaalihien. Asjhadoe al-laa ilaaha illa-Llaahoe wa asjhadoe
anna Moehammadan ‘Abdoehoe wa rasoeloeh.’
‘Alle groeten gebeden en aanbidding in woorden, daden en bezittingen zijn alleen
voor Allah, Vrede zij met u, oh Profeet en de genade van Allah en Zijn zegeningen.
Vrede zij met ons en met al de oprechte dienaren van Allah. Ik getuig dat er niets
waard is om aanbeden te worden dan Allah en ik getuig dat Mohammed Zijn
dienaar en boodschapper is. (Boekharie, Moeslim)
Terwijl je zegt ‘Asjhadoe ……..‘abdoehoe wa rasoeloeh’ hef je je rechter wijsvinger een beetje op en als je klaar bent met deze woorden breng je je vinger weer terug naar beneden.
Als je slechts twee rakaat bidt, ga je nu naar de volgende stap en dat is de ‘salawaah’, (zie verderop in dit hoofdstuk).
Opstaan voor de derde rakat
Als je drie of vier rakat bidt, dan sta je nu, na de tasjahhoed, op. Je zegt ‘Allaahoe Akbar’ en heft je handen op zoals bij de takbieratoel ihraam. Begin dan het reciteren met ‘Bismillaahi…….en Soeratoel-Faatihah’. In de derde en vierde rakat van het verplichte (fardh)gebed moet je Soeratoel-Faatihah reciteren. Echter, je hoeft daarna geen andere verzen of hoofdstukken te reciteren. Als je echter een soennah of nafl-gebed bidt, mag je wel verzen of hoofdstukken na Soeratoel-Faatihah reciteren. Na het reciteren ga je door om de derde (of vierde) rakaah af te maken.
Na het beëindigen van de laatste rakaah zit je tijdens de tasjahhoed op de manier, die hiervoor beschreven is (dus zoals na de twee eerste raka’aat). Nadat je tasjahhoed voor de laatste maal gezegd hebt zeg je ‘shalaawah’. Dit is een doe’a waarin je glorie en zegeningen vraagt voor Profeet Mohammed (v.z.m.h.).
‘Allaahoemma shallie ‘alaa Moehammadin wa ‘alaa aali Moehammadin kamaa
shalaita ‘alaa Ibraahiema wa ‘alaa aali Ibraahiema Innaka hamiedoem-madjied.
‘Oh Allah, schenk Uw vrede aan Mohammed en de familie van Mohammed, zoals
U Uw vrede hebt geschonken aan Ibraahiem en de familie van Ibraahiem. U bent
waarlijk de Lofwaardige, De Glorievolle.’
Allaahoemma baarik ‘alaa Moehammadin wa ‘alaa aali Moehammadin Kamaa
baarakta ‘alaa Ibraahiem wa ‘alaa aali Ibraahiem, Innaka hamiedoem-madjied.
Oh Allah, schenk Uw zegeningen aan Mohammed en aan de familie van
Mohammed, zoals U Uw zegeningen hebt geschonken aan Ibraahiem en de familie
van Ibraahiem. U bent waarlijk de Lofwaardige, de Glorievolle.
De doe’a’s na de salawaah
Er zijn nogal wat doea’s die de Profeet Mohammed (v.z.m.h.) na de ‘shalaawah’ zei.
Hij leerde ze aan zijn metgezellen. Hier noemen we er enkele van.
1. ‘Abdoellah ibn ‘Amr (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat Aboe
Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) aan de Boodschapper van Allah vroeg:
“Alstublieft, leert u mij een smeekbede die ik in mijn gebed kan zeggen.’ De
Boodschapper van Allah (v.z.m.h.) zei:
Zeg:
Allaahoemma innie zalamtoe nafsie zoelman katsieran Wa laa jaghfiroedzdzoenoeba
illaa anta faghfir lie maghfiratam-min ‘indika warhamnie Innaka antal-
Ghafoeroer-Rahiem.
O Allah, ik heb mezelf heel erg onrecht aangedaan (door mijn verplichting t.o.v. U
niet na te komen) en er is niemand die de zonde kan vergeven behalve U. Vergeef
mij dus want U bent de enige Vergever en heb genade met mij. Waarlijk U bent de
Vergever en de Genadige (Al-Boekharie en Moeslim)
2. Sjaddaad ibn ‘Aws (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de
Boodschapper van Allah (v.z.m.h.) gewend was om tijdens zijn gebed te zeggen:
Allaahoemma innie as-aloekats-tsabaata fil-amri wal-‘aziemati ‘alar-roesjdi Wa asaloeka
sjoekra ni’matika wa hoesna ‘ibaadatika. Wa as-aloeka qalban salieman, wa lisaanan shaadiqan. Wa as-aloeka min khairi maa ta’lamoe. Wa a’oedzoe bika min sjarri maa ta’lamoe. Wa astaghfiroeka limaa ta’lamoe
‘Oh Allah, ik vraag U om standvastigheid in alle geloofszaken en een sterke wil om
op de rechte weg te gaan. En ik vraag U om mij dankbaar te maken voor Uw rijke
geschenken en geef mij het vermogen om U op de beste manier te aanbidden. En ik
vraag U mijn hart oprecht te maken en mijn tong eerlijk. Ik vraag van U alles wat
U weet dat goed is en ik vraag Uw bescherming tegen alles wat U weet dat slecht
is. Ik vraag Uw vergeving voor al mijn fouten die U bekend zijn’ (An-Nasaa’i)
3. ‘Aaisjah (moge Allah tevreden met haar zijn) vertelde dat Profeet Mohammed
(v.z.m.h.) de volgende doea in zijn gebed zei:
Allaahoemma innie a’oedzoe bika min ‘adzaabil-qabri. Wa a’oedzoe bika min
fitnatid-dadjdjaali. Wa a’oedzoe bika min fitnatil-mahjaa wal-mamaat.
Allaahoemma innie a’oedzoe bika minal-ma’ tsami wal-maghrami.
‘Oh Allah, ik zoek mijn toevlucht bij U tegen de bestraffing in het graf en tegen de
beproeving van de Dadjdjaal. En ik zoek mijn bescherming bij U tegen de
beproeving van het leven en de dood. Oh Allah, ik zoek bescherming bij U tegen
elke soort zonde en tegen onverwachte moeilijkheden.’ (Al-Boekharie en Moeslim)
Rabbiedj ‘alnie moeqiemash-salaati wa min dzoerrijjatie rabbanaa wa taqabbal
doe’a’i Rabbanaghfir lie wa li-waalidajja wa lil-moe’miniena jawma jaqoemoelhisaab
‘Oh Allah, laat mij en mijn kinderen altijd het gebed verrichten. Oh Allah,
accepteer mijn smeekbede. Oh Allah, vergeef mij en mijn ouders en alle gelovigen
op de Dag des Oordeels.’
Alhoewel veel moslims ‘Rabbiedj ‘alnie…’ (deze laatste doea) na de ‘shalaawah’
zeggen, is het toegestaan om elke mooie doe’a te zeggen. Maar men moet zich
realiseren, dat deze (persoonlijke) doea niet tot de doe’a’s behoorde, die de Profeet
(v.z.m.h.) na de shalaawah zei. Daarom verdient het de voorkeur om zowel
‘Rabbiedj’alnie…’ als de betrouwbare, authentieke doe’a’s van de Profeet
(v.z.m.h.) en de doea’s die hij aan zijn metgezellen leerde, te zeggen. We hebben er
hier maar vier van de twaalf genoemd; het zou te ver gaan om ze hier allemaal te
noemen.
De tasliem: de beëindiging van het gebed
Nadat je voor jezelf en de moslims zoveel hebt gesmeekt als je wilt, beëindig je je gebed met de tasliem (begroeting) en je zegt:
As-salaamoe ‘alaikoem wa rahmatoe-Llaah Vrede zij met jullie en de genade
van Allah
Je draait hierbij je gezicht helemaal naar rechts, terwijl je over je schouder kijkt.
Dan zeg je deze zin nog een keer en draai je je hoofd helemaal naar links waarna je over je schouder kijkt. Hiermee heb je de twee, drie of vier rakaat van het gebed beëindigd.
De doe’a’-s na de tasliem
“En verheerlijk (ook) Zijn lofprijzingen gedurende een deel van de nacht en (zo ook) na de gebeden.”
(Heilige Koraan Qaaf: 40).
Er zijn veel doe’a’s die Profeet Mohammed (v.z.m.h.) zei na de tasliem. Het is goed om te proberen ze uit je hoofd te leren om zo het voorbeeld van de Profeet (v.z.m.h.) te volgen. We zullen hier enkele van deze doe’a’s noemen.
Het was de vaste gewoonte van de Profeet (v.z.m.h.) om na het gebed te zeggen:
‘Allaahoe Akbar Allah is de Grootste (Moeslim)
Astaghfiroellaah (3 maal) Ik vraag Allah om mij te vergeven (3 maal)
Allaahoemma antas-salaamoe wa minkas-salaamoe. Tabaarakta jaa dzal-djalaali
wal-ikraam
Oh Allah, U bent de vrede en van U komt de vrede U bent gezegend, oh Bezitter
van Glorie en Eer. (Moeslim)
Allaahoemma a-‘innie ‘alaa dzikrika wa sjoekrika wa hoesni ‘ibaadatika.
Oh Allah, help mij om U altijd te gedenken en om U te danken en om U op de
beste manier te aanbidden. (Ahmad, Aboe Dawoed)
Laa ilaaha illa-laahoe wahdahoe laa sjarieka lah. Lahoel moelkoe wa lahoelhamdoe
wa hoewa ‘alaa koelli sjai’in qadier. Allaahoemma laa maani’a limaa
a’thaita. wa laa moe’thija limaa mana’ta. wa laa janfa’oe dzal-djaddi minkal-djad.
Er is geen god dan Allah, Hij is de Ene en heeft geen gelijken, de Heerschappij en
alle lof is alleen voor Hem en Hij heeft alle macht over alles. Oh Allah, niemand
kan tegengaan wat U geven wilt en niemand kan geven wat U niet wenst te geven
en niemand met een hoge positie kan zichzelf of een ander bevoordelen, zonder dat
U het wilt. (Boekharie, Moeslim)
Het is soennah om 33 maal te zeggen:
Soebhaanallaah ‘Heilig is Allah’
Alhamdoelillaah (33 maal) ‘Alle lof is aan Allah’
Allaahoe Akbar (33 maal) ‘Allah is de Grootste’
Er zijn heel veel doe’a’s die Profeet Mohammed (v.z.m.h.) gewend was te zeggen en
hij leerde ze aan zijn metgezellen. Ze zijn te vinden in de bekende hadietsboeken.