Dit vraagstuk zal in-shaa’-Allaah later in het boek meer in detail behandeld worden, echter noemen wij thans een aantal hiervan wegens de volgorde van de gebeurtenissen.
3abdu-llaah ibn 3amr ibn al-3aas radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald, hij zei: “Ik woonde hen bij toen de meest edelen onder hen op een dag zich bij al-Hidjr1 verzamelden. Voorwaar, zij noemden de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam en zeiden: “
“Wij hebben nimmer iemand gekend waarvoor wij meer geduld hadden dan deze man, voorwaar, hij heeft onze wijzen voor dwazen uitgemaakt, onze vaderen beledigd, onze godsdienst veroordeelt, onze groep uiteen gedreven, onze goden uitgescholden, voorzeker, wij zijn jegens hem in een aanzienlijke situatie beland.”
Hij zei: “Terwijl zij in die situatie verkeerden, verscheen voor hen de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam, hij naderde lopend, totdat hij a-rrukn2 aanraakte. Vervolgens liep hij langs hen, terwijl hij om het Huis a-ttawaaf verrichtte. Voorwaar, toen hij langs hen liep, knipoogden zij naar hem wegens hetgeen wat hij zei3, voorwaar, ik herkende dat op zijn gezicht4. Vervolgens liep hij door. Toen hij voor de derde maal langs hen liep, knipoogden zij naar hem met hetzelfde, waarop hij zei: “Luistert o Quraysh, voorzeker, bij Degene Die de ziel van Muhammed in Zijn hand heeft, ik ben met de slachting5 tot jullie gekomen.” Hierop nam dat volk zijn woord serieus, en waren zij met stomheid geslagen, totdat degene die hiervoor de mensen het meest aanraadde hem te schaden, hem bedaarde met de beste woorden die hij kon vinden, totdat hij zelfs zei: “Vertrek, o aboe al-Qaasim, als rechtgeleide, voorwaar, bij Allaah, je bent nooit onwetend geweest.”
Vervolgens vertrok de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam. Toen de volgende dag aanbrak verzamelden zij zich bij al-Hidjr, terwijl ik met hen was, waarop sommige onder hen tegen de anderen zeiden: “Jullie weten wat jullie gedaan hebben, en wat jullie over hem heeft bereikt, en als hij met hetgeen begint wat jullie verafschuwen, dan laten jullie hem.” Voorwaar, terwijl zij in die situatie verkeerden, verscheen de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam, waarop zij allen als één man hem aanvielen en omsingelden en tegen hem zeiden: “Jij bent degene die dat en dat zegt”, zoals dat hen bereikte aan bespotting van hun goden en godsdienst. Vervolgens zei de Boodschapper van Allaah salla-llaahu 3alayhi wa-sallam: “Ja, ik ben degene die dat zegt.” Hij (3abdu-llaah ibn 3amr) zei: “Voorwaar, ik zag een man onder hen die hem salla-llaahu 3alayhi wa-sallam bij zijn borstkas greep. Toen ging aboe Bakr a-Ssiddieq radiya-llaahu 3anhu tussen hen staan, terwijl hij huilend zei: “Doden jullie een man (slechts) omdat hij zegt: “Mijn Heer is Allaah””?! Vervolgens verlieten zij hem. Voorwaar, dit is het zwaarste dat ik gezien heb van hetgeen Quraysh hem aandeed.”6
Zijn uitspraak: “Voorwaar, dit is het zwaarste dat ik gezien heb van hetgeen Quraysh hem aandeed”, betekent niet dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam geen zwaardere schade heeft geleden door Quraysh. Echter zegt hij dat naar gelang hetgeen hij gezien heeft, en niet naar gelang hetgeen een ander gezien heeft.
- “Al-hidjr” is de steen van Ismaa3iel naast al-Ka3bah. [↩]
- “a-rrukn” is één van de pilaren van al-Ka3bah die gericht is naar al-Yaman. Het wordt ook wel a-rrukn al-Yamaanie genoemd. [↩]
- Hiermee wordt bedoeld: zij wezen honend naar hem met hun ogen en wenkbrauwen uit minachting van hetgeen wat hij zei. [↩]
- Hiermee wordt bedoeld: zijn gezicht verkleurde waarbij de tekenen van boosheid verschenen. [↩]
- “slachting”, hiermee wordt bedoeld: ik ben tot jullie met de dood gekomen. De slachting is namelijk de snelste veroorzaker ervan. [↩]
- Deze hadieth is overgeleverd door imaam Ahmad, imaam al-Bukhaarie, imaam al-Bayhaqie, imaam al-Bazzaar en imaam ibn Ishaaq. [↩]