Antwoord: Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt:
﴿وَمَنْ يُسْلِمْ وَجْهَهُ إِلَى اللَّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌ فَقَدِ اسْتَمْسَكَ بِالْعُرْوَةِ الْوُثْقَى﴾ (لقمان: من الآية22)
“En al wie zijn aangezicht geheel aan Allaah overgeeft, terwijl hij een weldoener is: waarlijk, die heeft het stevige houvast gegrepen.” (Aayah: 31/22).
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zei ook: «“Voorwaar, geen van jullie zal gelovig worden, totdat jullie lust overeenkomt met hetgeen waarmee ik gekomen ben.”»
Uitleg: De derde voorwaarde van ‘laa ilaaha illa-llaah’ is in het hart hetgeen volgen wat het bewijst en wat daaruit voorvloeit, en dat men zich totaal overgeeft aan hetgeen wat het inhoudt aan monotheïsme, wetgevingen en aanbiddingen. En afstand nemen van hetgeen daarmee in strijd is. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt namelijk:
﴿وَأَنِيبُوا إِلَى رَبِّكُمْ وَأَسْلِمُوا لَهُ﴾ (الزمر: من الآية54)
“En keert terug tot jullie Heer, en geeft jullie over aan Hem.” (Aayah: 39/54).
Dit is een verzoek van de Hooggeprezene aan Zijn dienaren om tot Hem terug te keren en zichzelf over te geven aan Hem. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt ook:
﴿وَمَنْ أَحْسَنُ دِيناً مِمَّنْ أَسْلَمَ وَجْهَهُ لِلَّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌ﴾ (النساء: من الآية125)
“En wie is beter in godsdienst dan degene die zich volledig aan Allaah overgeeft en hij is een weldoener” (Aayah: 4/125).
In dit vers zegt Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa dat degene die zich aan Hem overgeeft en Hem volgt, de beste weg gekozen heeft, namelijk de weg van het monotheïsme. Dat betekent dat wanneer men deze weg niet volgt, hij zichzelf naar vernietiging leidt. Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa zegt namelijk:
﴿وَمَنْ يُسْلِمْ وَجْهَهُ إِلَى اللَّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌ فَقَدِ اسْتَمْسَكَ بِالْعُرْوَةِ الْوُثْقَى وَإِلَى اللَّهِ عَاقِبَةُ الْأُمُورِ(22) وَمَنْ كَفَرَ فَلا يَحْزُنْكَ كُفْرُهُ إِلَيْنَا مَرْجِعُهُمْ فَنُنَبِّئُهُمْ بِمَا عَمِلُوا إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ﴾ (لقمان:23)
“-22- En wie zich geheel aan Allaah overgeeft, terwijl hij een weldoener is: waarlijk, die heeft het stevige houvast gegrepen. En bij Allaah is het einde van de zaken. -23- En wie niet gelooft, laat diens ongeloof jou niet bedroeven, tot Ons is hun terugkeer. Daarop zullen Wij hun op de hoogte brengen van wat zij bedreven. Voorwaar, Allaah is Alwetend over wat zich in de harten bevindt.” (Aayah: 31/22-23).
Zo zien we dat degene die zich niet overgeeft aan hetgeen Allaah voorgeschreven heeft, en dat niet volgt, ongelovig is. In dit vers bevindt zich ook het bewijs dat het volgen van Allaah’s voorschriften in het hart begint. Het eerste wat een dienaar dient te volgen is het zuivere monotheïsme. Dat is namelijk de basis van deze voorwaarde. Wanneer men deze basis niet heeft, behoort men tot de ongelovigen.
De voorwaarde van volmaaktheid:
Vervolgens volgen alle wetten die Allaah Zijn dienaren heeft voorgeschreven. De dienaar moet zich in zijn handelingen daaraan onderwerpen. Zo moet zelfs de lust van de dienaar overeenkomen met hetgeen Allaah hem voorgeschreven heeft. Dat is namelijk het volmaakte Geloof (Iemaan).
عن أبي محمد عبد الله بن عمرو بن العاص رضي الله عنهما ، قال : قال رسول الله صلي الله عليه وسلم :1. رواه الخطيب والديلمي والنووي في الأربعين وضعفه ابن رجب والألباني.
3abdu-llaah ibn 3amr ibn al-3aas radiya-llaahu 3anhumaa heeft verhaald dat de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam gezegd heeft: «“Voorwaar, geen van jullie zal gelovig worden, totdat jullie lust overeenkomt met hetgeen waarmee ik gekomen ben.”»[1]
De Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zegt in deze hadieth dat het Geloof van de dienaar niet volmaakt wordt totdat zijn lust en liefde gericht worden naar hetgeen waar hij salla-llaahu 3alayhi wa-sallam mee gekomen is. Tevens moet men van hetgeen hij verplicht heeft houden en hetgeen hij verboden heeft haten.
Hoewel deze hadieth da3ief is verklaard door vele geleerden –waaronder imaam al-Albaanie- klopt de betekenis van de tekst ervan. Het komt namelijk overeen met de uitspraak van Allaah subhaanahu wa-ta3aalaa:
﴿فَلا وَرَبِّكَ لا يُؤْمِنُونَ حَتَّى يُحَكِّمُوكَ فِيمَا شَجَرَ بَيْنَهُمْ ثُمَّ لا يَجِدُوا فِي أَنْفُسِهِمْ حَرَجاً مِمَّا قَضَيْتَ وَيُسَلِّمُوا تَسْلِيماً﴾ (النساء:65)
“Bij jouw Heer, zij geloven niet totdat zij jou laten oordelen over hetgeen waarover zij van mening verschillen en dan in zichzelf geen weerstand vinden tegen wat jij oordeelde, en zij geven zich volledig daaraan over.” (Aayah: 4/65).
Allaah zweert bij Zichzelf dat niemand gelovig zal zijn totdat hij de Profeet laat oordelen in al zijn zaken. Alle oordelen van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam zijn daarom oprecht. Men dient zich innerlijk en uiterlijk aan zijn oordelen te onderwerpen. Vervolgens mag men daarmee niet onbehaagd zijn, en moet men zich volledig eraan overgeven. Allaah de Verhevene zegt ook:
﴿وَمَا كَانَ لِمُؤْمِنٍ وَلا مُؤْمِنَةٍ إِذَا قَضَى اللَّهُ وَرَسُولُهُ أَمْراً أَنْ يَكُونَ لَهُمُ الْخِيَرَةُ مِنْ أَمْرِهِمْ وَمَنْ يَعْصِ اللَّهَ وَرَسُولَهُ فَقَدْ ضَلَّ ضَلالاً مُبِيناً﴾ (الأحزاب:36)
“En het past een gelovige man en een gelovige vrouw niet, wanneer Allaah en Zijn Boodschapper een zaak hebben besloten, om een andere keuze te maken in hun zaak. En wie Allaah en Zijn Boodschapper niet gehoorzaamt: waarlijk, hij verkeert in duidelijke dwaling.” (Aayah: 33/36).
In dit vers maakt Allaah de Verhevene duidelijk dat de moslimdienaar niet buiten de keuze van de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam een andere keuze mag maken. Zo moet men alle zaken volgen die de Profeet salla-llaahu 3alayhi wa-sallam hem opdraagt. Degene die dat niet doet, is namelijk ongehoorzaam en zal zichzelf laten dwalen.
عن أبي برزة الأسلمي قال: إِن جليبيباً كان امرأ يدخل على النساء يمر بهن ويلاعبهن, فقلت لامرأتي: لا يدخلن اليوم عليكن جليبيباً فإِنه إِن دخل عليكن لأفعلن ولأفعلن, قالت: وكانت الأنصار إِذا كان لأحدهم أيم لم يزوجها حتى يعلم هل للنبي صلى الله عليه وسلم فيها حاجة أم لا, فقال النبي صلى الله عليه وسلم لرجل من الأنصار «زوجني ابنتك» قال: نعم وكرامة يارسول الله ونعمة عين, فقال صلى الله عليه وسلم: «إِني لست أريدها لنفسي» قال: فلمن يارسول الله ؟ قال صلى الله عليه وسلم «لجليبيب» فقال: يارسول الله أشاور أمها, فأتى أمها, فقال: رسول الله صلى الله عليه وسلم يخطب ابنتك ؟ فقالت: نعم ونعمة عين, فقال: إِنه ليس يخطبها لنفسه إِنما يخطبها لجليبيب, فقالت: أجليبيب إنيه أجليبيب إنيه ؟ ألا لعمر الله لا نزوجه, فلما أراد أن يقوم ليأتي رسول الله صلى الله عليه وسلم فيخبره بما قالت أمها, قالت الجارية: من خطبني إِليكم ؟ فأخبرتها أمها, قالت: أتردون على رسول الله صلى الله عليه وسلم أمره ؟ ادفعوني إِليه, فإِنه لن يضيعني, فانطلق أبوها إِلى رسول الله صلى الله عليه وسلم فقال: شأنك بها فزوجها جليبيباً, قال: فخرج رسول الله صلى الله عليه وسلم في غزوة له, فلما أفاء الله عليه قال لأصحابه رضي الله عنهم «هل تفقدون من أحد» ؟ قالوا: نفقد فلاناً ونفقد فلاناً, قال صلى الله عليه وسلم «انظروا هل تفقدون من أحد» قالوا: لا. قال صلى الله عليه وسلم: «لكنني أفقد جليبيباً» قال صلى الله عليه وسلم «فاطلبوه في القتلى» فطلبوه فوجدوه إِلى جنب سبعة قد قتلهم ثم قتلوه, فقالوا: يارسول الله هاهوذا إِلى جنب سبعة قد قتلهم ثم قتلوه, فأتاه رسول الله صلى الله عليه وسلم فقام عليه فقال «قتل سبعة وقتلوه, هذا مني وأنا منه» مرتين أو ثلاثاً, ثم وضعه رسول الله صلى الله عليه وسلم على ساعديه وحفر له ماله سرير إِلا ساعد النبي صلى الله عليه وسلم, ثم وضعه في قبره ولم يذكر أنه غسله رضي الله عنه, قال ثابت رضي الله عنه: فما كان في الأنصار أيم أنفق منها. وحديث إِسحاق بن عبد الله بن أبي طلحة ثابتاً: هل تعلم ما دعا لها رسول الله صلى الله عليه وسلم ؟ فقال: قال «اللهم صب عليها الخير صباً ولا تجعل عيشها كداً» وكذا كان, فما كان في الأنصار أيم أنفق منها. رواه أحمد وصححه الألباني
Aboe Barzah al-Aslamie radiya-llaahu 3anhu heeft verhaald: « Djulaybieb was een man die bij de vrouwen binnenging. Hij kwam altijd dicht bij hen voorbij en hij speelde met hen. Ik beval mijn echtgenote dus: “Laat Djulaybieb niet bij jullie binnenkomen. Als hij binnenkomt, ga ik dit en dat doen.” Toen de Helpers (al-Ansaar) een maagd hadden, gaven ze haar niet ten huwelijk, vooraleer ze wisten of de Profeet Allaah’s gebeden en vrede zij met hem haar wilde of niet. De Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem zei tegen een man van de Ansaar: “Geef mij je dochter om te trouwen.” En deze antwoordde: “Natuurlijk, het is een eer, o Boodschapper van Allaah, mijn oogappel.” Maar hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem zei: “Ik wil haar niet voor mezelf.” Hij zei: “Voor wie dan, Boodschapper van Allaah?” Hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem zei: “Voor Djulaybieb.” Hij zei: “O Boodschapper van Allaah! Ik ga haar moeder raadplegen.” Hij ging naar haar moeder en zei: “De Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem vraagt de hand van je dochter.” “Natuurlijk,” zei ze, “hij is mijn oogappel.” Hij zei: “Hij vraagt haar hand niet voor zichzelf, maar hij vraagt haar voor Djulaybieb.” Zij zei: “Voor Djulaybieb! Djulaybieb! Djulaybieb! Nee, bij Allaah, trouw niet met hem.” Toen hij wilde opstaan om naar de Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem terug te gaan en hem te vertellen wat haar moeder had geantwoord, vroeg de dochter: “Wie heeft je om mijn hand gevraagd?” En haar moeder vertelde haar wie. En zij antwoordde haar: “Ga je het bevel van de Boodschapper van Allaah verwerpen? Geef mij maar ten huwelijk, want hij zal me geen kwaad doen.” Haar vader vertrok toen naar de Profeet Allaah’s gebeden en vrede zij met hem om hem het nieuws te vertellen en hij zei: “Doe maar wat je met haar wilde doen”, en hij gaf haar ten huwelijk aan Djulaybieb. De Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem trok ten strijde en nadat Allaah hem de buit had doen opstrijken, vroeg hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem aan zijn metgezellen: “Ontbreekt er iemand?” “Die ontbreekt”, zeiden ze, “en die ontbreekt.” Hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem zei: “Kijk eens goed, ontbreekt er nog iemand?” “Nee”, antwoordden ze. Hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem antwoordde: “Ik mis Djulaybieb.” En hij gaf het bevel: “Zoek hem onder de doden.” Ze zochten en ze vonden hem naast zeven mannen die hij gedood had voor hij zelf gedood werd. Ze zeiden: “O Boodschapper van Allaah! Hier is hij, naast zeven mannen die hij gedood heeft voor hij zelf gedood werd.” De Profeet Allaah’s gebeden en vrede zij met hem ging naar hem toe, ging recht tegenover hem staan en zei: “Hij heeft zeven mannen gedood voor hij zelf gedood werd, hij behoort tot de mijnen en ik behoor tot de zijnen”», tot twee of drie keer toe. Vervolgens legde de Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem hem op zijn voorarmen en ze groeven zijn graf. Hij rustte enkel op de voorarmen van de Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem, en vervolgens plaatsten ze hem in zijn graf. Er werd niet vermeld dat hij hem gewassen heeft. Thaabit zei: “Er was geen weduwe onder de Ansaar die meer aalmoezen gaf dan zij (de vrouw van Djulaybieb).” Ishaaq ibn 3abdu-llaah ibn abie Talhah zei tegen Thaabit: “Weet je welke smeekbede de Boodschapper van Allaah Allaah’s gebeden en vrede zij met hem voor haar gedaan heeft?” Hij Allaah’s gebeden en vrede zij met hem zei: “O Allaah! Overstelp haar met gunsten en geef haar geen moeilijk leven.” Hij vervolgde: “Er was geen weduwe onder de Ansaar die meer aalmoezen gaf dan zij.”»[2]
Zo komen we tot de conclusie dat men zich aan de wetten van Allaah moet onderwerpen, ook al denkt men dat zijn profijt in iets anders ligt. De mens is namelijk onwetend, en zonder de leiding van Allaah zal men in het wereldse en in het hiernamaals niet kunnen slagen.
[1] Da3ief, deze hadieth is overgeleverd door imaam al-Khatieb al-Baghdaadie, imaam a-Ddaylamie en imaam a-Nnawawie en is door imaam ibn Radjab en imaam al-Albaanie da3ief verklaard. Slechts de keten van de hadieth is da3ief verklaard. De betekenis van de hadieth is wel juist omdat het overeenkomt met vele bewijzen uit de Qur’aan en de Sunnah.
[2] Sahieh, deze hadieth is sahieh en is overgeleverd door imaam Ahmad en is sahieh verklaard door imaam al-Albaanie.
- لا يؤمن أحدكم حتي يكون هواه تبعا لما جئت به [↩]